This website uses different kinds of cookies. You will find more information about the use of cookies in our cookie policy. You can adapt your cookie consent at any time via your browser settings. Further use of the website implies your consent to our cookie policy.

Accept

Newsletter registration

Fill in your email address below and automatically receive our newsletter in your mailbox!

Newsletter registration

Newsletters

De ‘gekwalificeerde’ bezoldigingstheorie

15/01/2024 - Stijn Lamote

Lamote Stragier Advocaten is contentpartner bij Business Vlaanderen. Lees het contentartikel ‘Is vastgoed voor privégebruik een aftrekbare kost in de vennootschap?’ Meer info: stijn@lamotestragier.be

Read more!

De ‘gekwalificeerde’ bezoldigingstheorie

15/01/2024 - Stijn Lamote

Lamote Stragier Advocaten is contentpartner bij Business Vlaanderen. Lees het contentartikel ‘Is vastgoed voor privégebruik een aftrekbare kost in de vennootschap?’ Meer info: stijn@lamotestragier.be

Read more!

De bierroute by LSA

07/11/2023 - Stijn Lamote, Arne Hanssens

LSA was de uitvinder en pionier van de zgn. bierroute. Dit is een techniek om roerende goederen te schenken zonder schenkbelasting. Een uitgebreide analyse van deze techniek en de toepassingsvoorwaarden ervan vind je in de Fiscale Actualiteit nr. 30. Meer weten over de bierroute? Ons team staat voor jou klaar.

Read more!

Partner Business Vlaanderen

24/10/2023 - Bram Stragier, Stijn Lamote

Lamote Stragier Advocaten is contentpartner geworden bij Business Vlaanderen. In de editie 2023/5 verschijnt alvast een artikel met de voorstelling van ons recent uitgebreide kantoor, en een eerste contentartikel Tax Gamechangers in M&A. Bij LSA 3.0 hoort ook een nieuwe advertentie. Een groter team, meer gezichten … maar met één DNA: kwalitatief, op hoog tempo en in begrijpbare taal. En met een unieke twee-eenheid tussen M&A en Tax. We act as one.

Read more!

Liquidatiereserve na de verkoop van aandelen? Hof Gent brengt goed fiscaal nieuws voor M&A praktijk.

21/09/2023 - Stijn Lamote

Ons kantoor heeft in een procedureslag met de fiscale administratie een belangrijke uitspraak over de fiscale streep getrokken, een uitspraak met een grote praktische relevantie voor de fiscale advieswereld in het algemeen en de fiscale issues rond de verkoop van bedrijven in het bijzonder. Groot of klein zijn maakt als vennootschap een groot fiscaal verschil uit. Voor kleine vennootschappen is een resem van fiscale gunstmaatregelen voorzien in de inkomstenbelastingen zoals de investeringsaftrek of het systeem van de liquidatiereserve. Groot ben je als je twee van de drie groottecriteria overschrijdt - de groottecriteria zijn 50 personeelsleden, omzet van € 9.000.000,00 en/of een balanstotaal van € 4.500.000,00. Door het consistentiebeginsel word je pas groot nadat twee opeenvolgende jaren de groottecriteria zijn overschreden, maar word je ook pas terug klein nadat die criteria opnieuw twee opeenvolgende jaren niet zijn overschreden. Of je groot of klein bent wordt ook geconsolideerd bekeken, bv. een individueel kleine moedervennootschap met een grote 100% dochtervennootschap wordt toch als groot beschouwd. Beide beginselen, de consistentie en de consolidatie, hebben een spanningsveld gecreëerd. En daar heeft het Hof Gent in haar arrest van 19 september 2023 klaar en duidelijk in getrancheerd. Een holding (die op zich klein was) verkocht een gelieerde vennootschap (die individueel groot was) en wou in het jaar van verkoop genieten van de fiscale gunstmaatregelen voor kleine vennootschappen. De fiscus wees evenwel op het consistentiebeginsel, en nam het standpunt in dat de holding nog twee jaar groot bleef (en dus bv. geen investeringsaftrek kon genieten, maar ook geen liquidatiereserve aanleggen, in het jaar van verkoop). Wij namen het standpunt in dat, doordat de consolidatie weggevallen was – de gelieerde vennootschap was verkocht in de loop van het boekjaar – de holding retroactief (voor de vorige twee jaar) individueel moest bekeken worden en dus het label van ‘klein’ moest opgekleefd krijgen. We verwezen daarbij onder meer naar de bedoelingen van de Europese en Belgische wetgever die uitgaan van het principe ‘denk eerst klein’. De kleine vennootschap is de regel, de grote vennootschap is de uitzondering. Deze redenering is door het Hof onderschreven. Het fiscale impact voor de M&A praktijk is buitengewoon groot: deze uitspraak houdt in dat als een private holding een grote vennootschap verkoopt, ze onmiddellijk terug individueel moet benaderd worden en dus per veronderstelling klein wordt. Bijgevolg kan ze in het jaar van verkoop een liquidatiereserve aanleggen op de gerealiseerde meerwaarde n.a.v. de verkoop van aandelen en de verkoopprijs dus met 10% liquidatieheffing (als de holding wordt geliquideerd) of 15% liquidatieheffing (als de holding wordt aangehouden) laten doorstromen naar de achterliggende privé-aandeelhouder. Door het (verrassende) standpunt van de fiscus, overigens bevestigd in eerste aanleg door de rechtbank van Brugge, was die mogelijkheid twijfelachtig geworden, en diende eventueel het reguliere dividendtarief van 30% te worden betaald (aangezien grote vennootschappen geen liquidatiereserve kunnen aanleggen). We houden u op de hoogte of de fiscus al dan niet berust in deze casus. Wie kopie wil van het arrest kan dit opvragen bij: stijn@lamotestragier.be

Read more!

Fiscale regularisaties, last call!

19/09/2023 - Stijn Lamote, Tom Bostoen

Sedert 2016 is er een regularisatiemogelijkheid om fiscaal onzuivere situaties recht te zetten. U betaalt hiervoor: een heffing tegen het tarief dat van toepassing was op het ogenblik van de inbreuk, verhoogd met 25 procentpunten (bijvoorbeeld een btw-ontduiking wordt belast tegen 21%+25% ofwel 46%), op inkomsten die fiscaal nog niet zijn verjaard; een vlakke heffing tegen het tarief van 40% op fiscaal verjaarde kapitalen. Vaak komen dergelijke situaties aan het licht naar aanleiding van de intentie om patrimonium uit het buitenland naar een Belgische bankrekening te repatriëren of uit een kluis op een Belgische bankrekening te plaatsen. De bank zal immers, in het kader van haar witwasverplichtingen, het bewijs willen zien dat de tegoeden hun normaal fiscaal regime hebben ondergaan, wat men op heden vaak niet meer weet, laat staan dat dit nog te bewijzen valt. De enige mogelijkheid die dan soms nog rest is om te regulariseren en de regularisatieheffing te betalen aan de Belgische staat. Gedeeltelijke regularisaties zijn daarbij uit den boze. Wie kapitaal in het buitenland heeft, dient dit volledig te regulariseren, dan wel het legaal karakter ervan met (keiharde) stukken aan te tonen. Op basis van rechtspraak van de rechtbank van Brussel kan de rulingcommissie op basis van een door de belastingplichtige opgemaakte gedetailleerde indiciaire afrekening in bepaalde gevallen wel bereid gevonden worden om een deel van het vermogen op basis van vermoedens als van legale oorsprong te aanvaarden. Maar dan moet de dossieropbouw goed en stevig in elkaar zitten. Het systeem van de fiscale regularisaties gaat na 31 december 2023 definitief op de schop. Uit vertrouwelijke bron vernemen wij dat er geen verlenging komt. Aangiften die ingediend worden voor deze datum zullen wel nog behandeld worden door de bevoegde commissie. Voor regularisaties vanaf 1 januari 2024 zal de BBI/ het parket moeten worden aangeschreven, wat wellicht in een ander boetekader zal plaatsvinden. Wie nog met (vragen omtrent) een regularisatie op de lever ligt, schiet best nu uit de sloffen om de deadline te halen. Dergelijke dossiers hebben immers sowieso een lange doorlooptijd (o.a. opvragen van bankhistorieken … om nog maar te zwijgen van een indiciaire afrekening); op 31/12/2023 is het onherroepelijk voorbij. Voor verdere vragen omtrent fiscale regularisaties of bijstand bij uw regularisatiedossier kunt u steeds contact opnemen met ons via: stijn@lamotestragier.be tom@lamotestragier.be

Read more!

LSA next level: 7 nieuwe collega’s ingecheckt!

14/09/2023 - Bram Stragier, Stijn Lamote

Lamote Stragier Advocaten staat voor kwaliteit, maar ook voor dienstverlening “op het tempo van de ondernemer” en dat met een unieke combo tussen tax & ondernemingsrecht/M&A. Gezien de klantenbasis blijft groeien, krijgen we de kans om ons team op te schalen tot 22 LSA’ers. Onze 7 nieuwe mensen: 2 vennoten-advocaten Jens Rau stapt over van het kantoor Belexa, waar hij managing partner was – ondernemingsrecht & M&A Marnix Van Keirsbilck stapt over van het fiscaal nichekantoor Dumon, Sablon & Vanheeswijck, waar hij vennoot was – fiscaal recht met focus op internationale fiscaliteit en vennootschapsbelasting 4 medewerkers-advocaten Joeri Coelus - 5 jaar actief als fiscaal jurist - team fiscaliteit met focus op tax & M&A Cara Van Geenberghe - 4 jaar actief als advocaat - ondernemingsrecht & M&A Florian Dewulf - ondernemingsrecht Joren Van Poucke - team fiscaliteit met focus op vermogensplanning 1 Paralegal Delphine D’Hulster, sinds 2016 actief als paralegal, neemt deze functie voortaan waar in LSA Behoorlijk wat extra ervaring dus. Meer info per nieuweling vind je op onze website.

Read more!

Fiscale procedure in een nieuw jasje

11/09/2023 - Stijn Lamote, Tom Bostoen

De wet van 20 november 2022 voerde een aantal drastische wijzigingen door aan de fiscale procedure, in deze nieuwsbrief vatten wij de 2 belangrijkste wijzigingen voor u samen: 1. Dwangsom Een eerste belangrijke aanvulling betreft de mogelijkheid voor de fiscus om een dwangsom op te leggen indien u weigert mee te werken aan een fiscaal onderzoek. Waar dit vroeger praktisch enkel resulteerde in een ambtshalve aanslag, beschikt de fiscus nu over een extra wapen om medewerking af te dwingen. De dwangsom moet evenwel gevalideerd worden door de rechtbank in een tegensprekelijk debat, wat er voor zorgt dat u zich als belastingplichtige kan verzetten, het geen uiteraard het proces vertraagt. 2. Uitbreiding onderzoeks- en aanslagstermijn De veruit belangrijkste wijziging betreft evenwel de uitbreiding van de onderzoeks- en aanslagtermijnen, de concrete aanpassingen zijn als volgt: Tot en met aanslagjaar 2022: 3-jarige termijn: Foute, laattijdige of niet-aangifte 7-jarige termijn: Fraude (bedrieglijk opzet) 10-jarige termijn: Juridische constructies in belastingparadijzen Vanaf aanslagjaar 2023: 3-jarige termijn: Foute aangifte 4-jarige termijn: Laattijdige of niet-aangifte 6-jarige termijn: Welbepaalde internationale elementen 10-jarige termijn: Fraude en ‘complexe’ aangiften De nieuwe termijnen gelden pas voor aanslagen die gevestigd worden met betrekking tot aanslagjaar 2023. Controles die nu lopende zijn hebben praktisch steeds betrekking op voorgaande aanslagjaren waar de fiscus nog gebonden is aan de oude termijnen. 3. Uitbreiding bezwaartermijn (met onmiddellijke ingang) Ter ‘compensatie’ van deze wijzigingen krijgt de belastingplichtige een uitbreiding van diens bezwaartermijn van 6 maanden naar 1 jaar. Een doekje voor het bloeden aangezien de fiscus de invordering steeds assertiever opstart na 2 maanden. De reële bezwaartermijn bedraagt dus eigenlijk maar 2 maanden. Voor meer duiding inzake de impact hiervan op uw dossier kunt u steeds terecht bij: stijn@lamotestragier.be tom@lamotestragier.be

Read more!

Lamote Stragier Advocaten in vakliteratuur

25/04/2023 - Arne Hanssens, Sarah Vandorpe

Lamote Stragier Advocaten kwam afgelopen week in de vakliteratuur met hun artikel “Vertrouwensbeginsel bindt ook Vlabel”. Lees hier het artikel. Levert Vlabel een attest af waarin ze bevestigt dat een vennootschap kwalificeert als een familiale vennootschap in het kader van het gunstregime in de schenk- en erfbelasting, dan is Vlabel hier ook aan gebonden, althans in zoverre de omstandigheden ongewijzigd blijven. Intussen vernamen we dat Vlabel berust in de uitspraak van de Gentse rechter.

Read more!

Fiscale kwartaalbrief 2020/1

21/04/2020 - Stijn Lamote

In deze fiscale kwartaalbrief brengen wij u in kort bestek een overzicht van de zaken die over het afgelopen kwartaal in de fiscale wetgeving, rechtspraak en administratieve beslissingen in het oog sprongen. U kunt bij ons terecht voor de achterliggende documentatie en/of voor overleg over de toepassing ervan in uw dossiers.

vennootschapsbelasting

  • De meerwaarde theorie houdt in dat een onroerend goed fiscaal afschrijfbaar is in de vennootschap, alleen al door de mogelijkheid om in de toekomst op datzelfde onroerend goed een meerwaarde te realiseren (artikel 49 WIB 92). En dit ongeacht het gebruik van het onroerend goed (bv ter beschikking stelling aan de bedrijfsleider). Deze theorie vindt steeds meer bijval. Nadat eerder het Hof Gent (Gent, 3 december 2019) zo besliste, deelt ook het Hof Antwerpen dit standpunt (Antwerpen, 14 januari 2020). Dit veronderstelt wel dat het vastgoed zich in volle eigendom in de vennootschap bevindt.
  • Met ingang van aanslagjaar 2019 kunnen ingevolge de hervorming van de vennootschapsbelasting voorzieningen nog slechts fiscaal vrijgesteld worden voor zover (1) de voorzieningen voortvloeien “uit verbintenissen die door de onderneming zijn aangegaan gedurende het belastbaar tijdperk of een van de voorafgaande belastbare tijdperken” of (2) de voorzieningen voortvloeien uit “wettelijke of reglementaire verplichtingen” (artikel 194 WIB 92). De rulingpraktijk toetst de praktijk aan deze verstrengde vrijstellingsvoorwaarden. De voorziening voor ontslaguitkering bij collectief ontslag komt in aanmerking voor fiscale vrijstelling. De voorzieningen voor onderhoudskosten en de voorzieningen voor herstellingen en groot onderhoud komen (in tegenstelling tot wat voorheen het geval was) niet langer in aanmerking omdat dit in principe kosten zijn die vrijwillig worden aangegaan.
  • De btw op kosten van onthaal is toch aftrekbaar indien deze kosten tegelijkertijd kwalificeren als kosten van publiciteit. In de vennootschapsbelasting wordt er evenwel (voorlopig?) strenger geoordeeld. Receptiekosten zijn slechts voor 50% aftrekbaar (artikel 53, 8° WIB 92), terwijl restaurantkosten slechts ten belope van 69% aftrekbaar zijn (artikel 53, 8bis WIB 92), zelfs al maken ze telkens tegelijkertijd publiciteitskosten (bv naar aanleiding van een event rond de lancering van een nieuwe kledinglijn) uit. De aard van de uitgaven, primeert op het doel ervan (circulaire 2020/C/42 van 17 maart 2020). De administratie komt daarmee terug op een eerder andersluidend standpunt van de Minister van Financiën. Vraag is of het retroactief karakter van dit standpunt niet strijdig is met het vertrouwensbeginsel.
  • Alleen als de fiscus simulatie bewijst, kan de fiscus het bestaan van een vennootschap negeren. De inkomstenbelastingen dienen immers, onder voorbehoud van antimisbruikbepalingen, te worden geheven op de werkelijke en niet gesimuleerde gehanteerde juridische constructies (Cassatie, 2 januari 2020). Het arrest is een nuttig precedent voor natuurlijke personen die hun prestaties leveren via managementvennootschap.
  • Er is een circulaire verschenen waarin een overzicht wordt gegeven van de OESO richtlijnen inzake verrekenprijzen van multinationale ondernemingen en belastingadministraties (Circulaire 2020/C/35 van 25 februari 2020).
  • Er is in het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting voor de aanslagjaren 2021 en 2022 de mogelijkheid om voorheen belastingvrij gereserveerde winsten om te zetten in belaste reserves, en dat tegen een verlaagd tarief van 15% (algemeen) of 10% (mits investeringen); de grondslag vinden we terug in artikel 519ter WIB 92. Deze belastingvrije reserves zouden normalerwijze ooit belast worden aan het normale tarief; of deze beweging de moeite waard is, hangt dus af van een actuariële berekening: een euro waarvan men voorziet dat hij bv. pas binnen twintig jaar moet betaald worden, is minder waard dan een euro die men vandaag betaalt. In een circulaire verduidelijkt de administratie nu een en ander (circulaire 2019/c/24 van 19 maart 2019). De verduidelijkingen zijn onder andere de volgende: - vooreerst moet gesteld dat deze regeling optioneel is; het kan nuttiger zijn om belastingvrije reserves te laten belasten tegen het normale tarief, omdat er bv. verliezen van het boekjaar zijn; - de reserves die in aanmerking komen zijn onder andere: vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarden onder de onaantastbaarheidsvoorwaarde (uitsluiting voor meerwaarden op bedrijfsvoertuigen bedoeld in artikel 44bis WIB 92, gespreid te belasten meerwaarden in de zin van artikel 47 WIB 92 en meerwaarden op binnenschepen en zeeschepen; vrijgestelde winsten van inschakelingsbedrijven; de investeringsreserve van artikel 194 quater WIB 92; …
  • De grondslag waarop de aftrekbeperking voor bedrijfswagens (artikel 66 WIB 92) in hoofde van de vennootschap moet worden toegepast, wordt verminderd met de eigen bijdrage van de bedrijfsleider/werknemer voor het genoten voordeel (Gent, 17 december 2019).
  • Interesten van leningen (die een aandeelhouder/bestuurder aan zijn vennootschap toestaat) zijn slechts aftrekbaar voor zover ze niet hoger zijn dan de marktrente (artikel 55 WIB 92). Deze marktrente wordt voor 2020 bepaald op 4,06%.
  • Een Porsche Cayenne hybride heeft een dermate duurzame kwaliteit dat een afschrijving over 7 (in plaats van 5 jaar) jaar wenselijk is (Antwerpen, 7 oktober 2019).

personenbelasting

  • Een natuurlijk persoon die in vennootschap B optreedt als vaste vertegenwoordiger van de besturende vennootschap A in B, oefent in B “gelijksoortige functies” uit als die van een (rechtstreeks) bestuurder zodat hij fiscaal aan te merken is als bedrijfsleider van de eerste categorie (artikel 32, al. 1, 1° WIB 92) (Cassatie, 23 januari 2020). Dit heeft onder andere een impact op de herkwalificatie van interesten in dividenden bij rentegevende voorschotten en de herkwalificatie van huur in beroepsinkomen wanneer een bedrijfsleider aan zijn vennootschap verhuurt; beide herkwalificaties zijn enkel toepasselijk bij een bedrijfsleider eerste categorie.
  • Wanneer een bestuurder een renteloze schuld heeft ten aanzien van zijn vennootschap bedraagt het voordeel alle aard 8,78% (artikel 36 WIB 92); indien de lening evenwel een vaste looptijd heeft, wordt er gewerkt met een maandelijks lastenpercentage van 0,12% (KB, 17 februari 2020). De forfaitaire waardering van een voordeel alle aard (artikel 36 WIB 92) is niet van toepassing als de belastingplichtige kan aantonen dat de marktwaarde van het voordeel lager is en de belastingplichtige dit kan bewijzen (Antwerpen, 28 mei 2019). De administratie beraadt zich over deze belangrijke rechtspraak …
  • Voor het VVPRbis regime (artikel 269 §2 WIB 92) is het ook volgens de rulingcommissie voldoende dat de inbreng is volstort op het ogenblik dat de dividenden worden uitgekeerd (voorafgaande beslissing nr. 2019.0658).

onroerende voorheffing

  • Onroerende goederen die door de belastingplichtige of bewoner zonder winstoogmerk een bijzondere bestemming krijgen, zijn in principe vrijgesteld van onroerende voorheffing (artikel 253 WIB 92, artikel 2.1.6.0.1. VCF). In de wet zelf is een uitdrukkelijke vrijstelling voorzien als het gaat om een bestemming voor “het openbaar uitoefenen van een eredienst of van vrijzinnige morele dienstverlening, voor onderwijs, voor het vestigen van hospitalen, klinieken, dispensaria, rusthuizen, of vakantiehuizen voor kinderen of gepensioneerden.” Daarnaast vermeldt de wet een soort van restcategorie, het gaat om onroerende goederen die, zonder winstoogmerk, een bestemming als “weldadigheidsinstelling” krijgen die “soortgelijk” is aan de in de wet zelf genoemde bestemmingen. Een VZW die een “kringloopwinkel” uitbaat en zich bezighoudt met een “sociaal tewerkstellingscentrum” krijgt in die context haar vrijstelling van onroerende voorheffing bevestigd (Antwerpen, 29 oktober 2019).

internationaal fiscaal recht

  • Op grond van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag mag Frankrijk op dividenden een bronheffing inhouden (van in principe maximaal 15%), terwijl België de inkomsten mag onderwerpen aan belasting (artikel 15 dubbelbelastingverdrag België – Frankrijk). Het dubbelbelastingverdrag voorziet een verrekening van de Frans belasting in België (FBB). België heeft deze verrekening evenwel intern afgeschaft voor particuliere situaties. Gezien de primauteit van het internationale recht op het nationale recht, waarbij het dubbelbelastingverdrag wel in deze verrekening voorziet, is België evenwel verplicht tot het verlenen van deze verrekening (Antwerpen, 17 december 2019).

btw

  • Naar aanleiding van de invoering van de optie om de verhuur van een nieuw gebouw te onderwerpen aan de btw, werden ook de herzieningsregels aangepast. De herzieningstermijn bedraagt in dat geval 25 jaar in plaats van de gebruikelijke 15 jaar (artikel 9 BTW KB nr. 3). De vijfjarige herzieningstermijn voor omvorming of verbetering van gebouwen is niet gewijzigd, ook al wordt er met btw verhuurd in kader van dit optiestelsel. De administratie heeft omtrent deze regelgeving een circulaire gepubliceerd: Circulaire 2019/C/134 van 17 december 2019. In de circulaire komt onder meer duidelijk naar voor dat een gedeelte van een gebouw dat op autonome wijze kan worden verhuurd (bv. een verdieping), telkens onder een eigen regeling kan vallen; dit betekent dat een gedeelte van een gebouw kan worden verhuurd met btw onder de keuzeregeling, terwijl een ander gedeelte kan worden verhuurd met vrijstelling van btw.
  • Indien een verhuurcontract met btw plaatsvindt (cfr. keuzerecht), dan brengt de registratie hiervan toch het registratierecht van 0,2% (artikel 83, eerste lid, 1° W. Reg.) met zich mee, ondanks de toepasselijkheid van de btw (beslissing nr. EE/107.200).

fiscale procedure en fiscaal strafrecht

  • Het Hof van Beroep van Gent doet een zeer belangrijke uitspraak inzake de algemene antimisbruikbepaling ingevoerd in 2012 (artikel 344 §1 WIB 92). Deze heeft geen retroactieve werking. Indien de fiscus misbruik ontwaart, kan zij de antimisbruikbepaling niet toepassen op een reeks van handelingen (bv inbreng van aandelen in een holding gevolgd door een kapitaalvermindering) indien niet alle handelingen vanaf 2012 zijn gesteld (Gent, 3 december 2020). De rechtbank van Antwerpen had eerder al eenzelfde standpunt ingenomen (Rb. Antwerpen, 29 oktober 2018). Dit zijn mokerslagen voor het succes van de antimisbruikbepaling.
  • Een huisvisitatie door een fiscaal ambtenaar van “particuliere woningen of bewoonde lokalen” vereist een machtiging van de rechter in de politierechtbank (artikel 319, alinea 2 WIB 92; artikel 63 BTW-Wetboek). Deze machtiging moet gemotiveerd zijn. In een bepaald geval verwees de machtiging naar de regelgeving in de BTW, terwijl de vaststellingen uiteindelijk werden gebruikt in de inkomstenbelastingen. Dit maakte de machtiging – en dus de visitatie – … en dus de daarop gebaseerde aanslag ongeldig (Rb. Gent, 12 december 2019). In de praktijk stellen zich wel meer problemen met de motivering van de machtigingen.
  • Met ingang van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken heeft de wetgever onder meer gesleuteld aan het overleg tussen de fiscus en het parket via het invoeren van een verplicht overleg over welbepaalde fraudedossiers, met de daaraan gekoppelde verplichting in hoofde van de adviseurs-generaal om de dossiers ernstige fiscale fraude aan te geven bij het parket. Een KB legt nu de criteria vast wanneer er sprake is van ernstige fiscale fraude (KB , 9 februari 2020). Dit is het geval wanneer de feiten beantwoorden aan minstens één van volgende criteria: (1) de feiten kenmerken zich door een ernstig en georganiseerd karakter; (2) of er zijn aanwijzingen dat de feiten samenhangend zijn met gemeenrechtelijke misdrijven met een ernstig financieel, economisch, fiscaal of sociale component of ernstige elementen van corruptie; (3) voor het onderzoek naar de feiten moeten er gerechtelijke opsporingshandelingen worden uitgevoerd; (4) er zijn ernstige aanwijzingen dat de feiten dienen ter financiering van de activiteiten van een terroristische groep of criminele organisatie.
  • Gestolen bankgegevens kunnen door de fiscus worden gebruikt bij een taxatie, voor zover de fiscus zelf geen fout heeft begaan (Antwerpen, 19 november 2019). Dit is een toepassing van de Antigoonleer (het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs voor het vaststellen van de belastingschuld, is niet principieel verboden).
  • De aanslag geheime commissielonen (artikel 219 WIB 92) kan niet worden toegepast in hoofde van de (voordeel) verstrekkende vennootschap indien de genieter van het voordeel ondubbelzinnig werd geïdentificeerd zodat de administratie hem nog heeft kunnen belasten, ongeacht of de fiscus dit ook effectief heeft gedaan (Antwerpen, 7 januari 2020).
  • Tegen een (negatieve) ruling kan opgekomen worden bij de rechtbank met oog op vernietiging (Rb. Brussel, 3 februari 2020).
  • Bij het systeem van ambtshalve ontheffing kan tegen een aanslag opgekomen worden tot 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de aanslag werd gevestigd (in de plaats van de 6 maanden bij een bezwaar), dit in een limitatief aantal gevallen waaronder het geval van materiële vergissing. Het begrip materiële vergissing wordt door de fiscus eng geïnterpreteerd. Het Hof van Beroep Gent interpreteert dit evenwel steeds ruimer. Een verstrooidheid die niet kan vermoed zijn het gevolg te zijn van enige juridische beoordeling of van een beredeneerde intellectuele keuze, kwalificeert als een materiële vergissing (Gent, 3 december 2019). Deze beslissing is vermoedelijk gesteund op het feit dat het regime van de ambtshalve ontheffing is ingegeven door de billijkheid.
  • Een subsidiaire aanslag (artikel 356 WIB 92) is een aanslag die de administratie voorlegt aan de rechtbank nadat de oorspronkelijke aanslag werd vernietigd door de rechtbank/het Hof. Het Hof van Cassatie stelt dat een subsidiaire aanslag geen hogere belastbare grondslag mag treffen dan de oorspronkelijke aanslag (Cass, 23 januari 2020).

erfbelasting / schenkbelasting / successieplanning

  • Er is in de erfbelasting een gunstregeling voor familiale vennootschappen (vererving aan 3% in rechte lijn – artikel 2.7.4.2.2. VCF). Voorwaarde is wel dat de vennootschap een reële economische activiteit heeft. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben indien er (1) te weinig bezoldigingen zijn en (2) de terreinen en gebouwen meer dan 50% van het actief uitmaken. Vlabel laat wel toe dat u het tegenbewijs levert, maar dan moet u volgens Vlabel van elk van de onroerende goederen kunnen aantonen dat ze geen privé patrimonium uitmaken. Vlabel gaat er daarbij steeds van uit dat verhuurde, onroerende goederen deel uitmaken van het privé patrimonium. De rechtbank van Gent spreekt dit nu tegen. In casu was er, ondanks dat voormelde parameters niet goed zaten, een slagerij in de vennootschap geëxploiteerd. Dit volstond voor de toepasselijkheid van het gunststelsel. De aanwezigheid van een patrimoniumactiviteit naast deze van een reële economische activiteit sluit het gunststelsel niet uit (Rb. Gent, 4 februari 2020).
  • Het inbrengen van onroerende goederen in een vennootschap, gevolgd door het wegschenken van de aandelen met toepassing van het (lage) tarief van 3% in de schenkingsrechten, is in een concreet geval geen fiscaal misbruik. Men kon immers duiden dat de inbreng in een vennootschap beantwoordde aan niet fiscale motieven – artikel 3.17.0.0.2. VCF (Gent, 17 december 2019). Dergelijk scenario kan zeer interessant zijn bij in extremis successieplanning van vastgoed (dat normaal aan de duurdere schenkingstarieven onderworpen is).
  • Sterfhuisclausules, waarbij een echtgenoot via huwelijkscontract alle gemeenschappelijk vermogen zonder erfbelasting bekomt, blijven vrij qua erfbelasting voor zover de wijziging van het huwelijkscontract (die de sterfhuisclausule voorzag) plaatsvond voor 1 juli 2015 – artikel 2.7.1.0.4. en 2.7.1.0.2. VCF (Gent, 24 december 2019).

registratierechten / vastgoedplanning

  • In de BV is er niet langer kapitaal; zelfs voor bestaande BV’s is er vennootschapsrechtelijk met ingang van 1 januari 2020 enkel nog sprake van een – in principe onbeschikbare – eigen vermogensrekening. In de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna VCF) is er een bijzondere regeling voor de toebedeling van vastgoed door een vennootschap aan haar vennoten. De regeling valt uiteen in twee luiken (artikel 2.9.1.0.4. VCF): het eerste luik leert ons dat vastgoed van een NV dat wordt toebedeeld aan een vennoot altijd onderworpen is aan het verkooprecht van 10%; het tweede luik houdt in dat dit ook geldt ten aanzien van een VOF, een commanditaire vennootschap, een BV of een CV, zij het dat daar uitzonderingen gelden (als vastgoed verkregen wordt door een vennoot die het destijds inbracht / als vastgoed verkregen wordt door een vennoot die vennoot was op het ogenblik dat de vennootschap het vastgoed met verkooprecht verkreeg); in dat geval is de transactie belastbaar volgens de gemeenrechtelijke aard van de toebedeling (verkooprecht, verdeelrecht of het algemeen vast recht); in het kader van die tweede regeling is er ook een zogenaamde wachtregeling waarin de toepassing van de registratiebelasting (in functie van de gemeenrechtelijke aard van de toebedeling) uitgesteld wordt naar een later moment bij verkrijging door alle vennoten van de betrokken vennootschap; deze wachtregeling gold tot voor kort bij de reële kapitaalvermindering of bij een vereffening van de vennootschap. In het kader van de aangepaste VCF is de wachtregeling voortaan van toepassing bij “een gehele of gedeeltelijke vereffening”. Vlabel bevestigt dat de wachtregeling blijft gelden in geval van uitkering in natura van een onroerend goed die wordt aangerekend op de ‘inbreng’ (die in de plaats is gekomen van het afgeschafte ‘kapitaal’) (Vlabel, standpunt nr. 19078 van 9 december 2019).
  • Bij einde van opstal gaat het gebouw (de opstal) uit kracht van wet (meer bepaald door natrekking) over op de grondeigenaar, zonder toepassing van registratierechten. Er bestaat vaak discussie of er ook geen registratierechten toepasselijk zijn bij een vervroegde beëindiging van het opstalrecht: er zijn volgens het Hof van Beroep van Gent geen registratierechten verschuldigd in zoverre de vervroegde beëindiging van een opstalrecht geen (verdoken) overdrachtsovereenkomst uitmaakt en de natrekking dus ten volle speelt. Dat er op het einde van de opstal een vergoeding wordt betaald door de opstalgever/grondeigenaar aan de opstalhouder staat hieraan niet in de weg: deze vergoeding kan immers het voortijdig verlies van het tijdelijk eigendomsrecht van de opstalhouder op de gebouwen en van het genot van de opstallen compenseren (Gent, 7 januari 2020).

We blijven de actualiteit voor u verder op de voet volgen en komen begin juli 2020 bij u terug met het fiscaal kwartaaloverzicht voor Q2 2020.