This website uses different kinds of cookies. You will find more information about the use of cookies in our cookie policy. You can adapt your cookie consent at any time via your browser settings. Further use of the website implies your consent to our cookie policy.

Accept

Newsletter registration

Fill in your email address below and automatically receive our newsletter in your mailbox!

Newsletter registration

Newsletters

Lamote Stragier Advocaten in vakliteratuur

25/04/2023 - Arne Hanssens, Sarah Vandorpe

Lamote Stragier Advocaten kwam afgelopen week in de vakliteratuur met hun artikel “Vertrouwensbeginsel bindt ook Vlabel”. Lees hier het artikel. Levert Vlabel een attest af waarin ze bevestigt dat een vennootschap kwalificeert als een familiale vennootschap in het kader van het gunstregime in de schenk- en erfbelasting, dan is Vlabel hier ook aan gebonden, althans in zoverre de omstandigheden ongewijzigd blijven. Intussen vernamen we dat Vlabel berust in de uitspraak van de Gentse rechter.

Read more!

Fiscale hervorming 2023

30/03/2023 - Stijn Lamote

Stijn Lamote leidt de Fiscale Actua Club bij SBM. Voor zijn laatste sessie van dit werkjaar – op 8/5/2023 - heeft Stijn Mark Delanote uitgenodigd om zijn kijk te geven op de fiscale toekomstplannen in België, waarvan Mark mee de auteur is. Alle lezers van de nieuwsbrief van Lamote Stragier Advocaten zijn hierbij uitgenodigd, ook al zijn ze geen lid van de Fiscale Actua Club. De uiteenzetting (en aansluitende receptie) gaan door in het Skyline Park te Izegem. Inschrijven kan – gratis - via de QR Code op bijgevoegde kaart. Het aantal plaatsen is beperkt.

Read more!

‘Kaasroute’ wordt ‘bierroute’

28/02/2023 - Stijn Lamote, Arne Hanssens

Ons kantoor mag zich een pionier noemen in successieplanning modern style. Na de gesloten Nederlandse kaasroute werd de Belgische bierroute geopend. Schenken kan (onrechtstreeks) terug zonder schenkingsrechten. De onrechtstreekse schenking van roerende goederen (bv. aandelen) gebeurt door de inbreng van deze vermogensbestanddelen in een maatschap. In ruil voor deze inbreng worden delen aan de begiftigde uitgegeven, in plaats van aan de inbrenger-schenker. Deze uitgifte aan de begiftigde kwalificeert als een onrechtstreekse schenking en wordt bevestigd in een pacte adjoint. Er is tegelijkertijd mogelijkheid tot voorbehoud van vruchten en een evenwichtig controlebehoud voor de schenker. Dit scenario werd bevestigd door Vlabel in een ruling van 27 februari 2023. Meer weten? stijn@lamotestragier.be – arne@lamotestragier.be

Read more!

Nieuwe spelregels voor contracten

10/01/2023 - Bram Stragier

Het nieuw verbintenissenrecht is op 1 januari 2023 in werking getreden en geldt voor alle overeenkomsten die sindsdien gesloten worden. De nieuwe spelregels grijpen in op het volledige, contractuele proces: De onderhandelingen en de fouten die daarbij kunnen gemaakt worden; De algemene voorwaarden en hun tegenstelbaarheid; De interpretatie van de clausules; De nietigheid van bepaalde clausules; De manier waarop omgegaan wordt met gewijzigde omstandigheden; De mogelijkheid om de schade forfaitair te ramen in het contract; De mogelijkheid om eenzijdig de prijs te verminderen bij een tekortkoming van de andere partij; De mogelijkheid om een contract vroegtijdig te verbreken, zelfs zonder concrete inbreuk van de andere partij; De gevolgen van de ontbinding van een overeenkomst; Enz. Dit nieuwe kader is een aandachtspunt bij iedere verrichting van iedere ondernemer, zowel in een B2B - als B2C-context. De regels zijn grotendeels van aanvullend recht, zodat partijen kunnen afwijken van de nieuwe voorschriften en een grote contractsvrijheid behouden. Een update van alle contractuele documenten is aan de orde (algemene voorwaarden, contracten voor verkoop, levering van diensten, aanneming, enz.). Ons team helpt u graag verder.

Read more!

Lamote Stragier Advocaten telt voortaan 5 vennoten

08/11/2022 - Bram Stragier, Stijn Lamote

​Steve Bonte, Jelle Derammelaere en Arne Hanssens worden vennoot bij Lamote Stragier Advocaten! Zij groeiden intern door en zijn fiere dragers van het kantoor-DNA. Hun instap vergroot de spoorbreedte van het kantoor en onderstreept de lange termijnvisie.

Read more!

Successieplanning ‘modern style’ in vakliteratuur

14/06/2022 - Arne Hanssens, Stijn Lamote

Lees het artikel van Arne Hanssens en Stijn Lamote “Vlabel neemt standpunt in over nieuwe maatschapstechnieken na sluiting kaasroute”.

Read more!

Successieplanning ‘modern style’

16/05/2022 - Stijn Lamote, Arne Hanssens

Eind 2020 is de Nederlandse kaasroute gesloten waardoor het schenken zonder 3% schenkbelasting voor roerende goederen sterk bemoeilijkt is. Sindsdien wordt creatief nagedacht over alternatieve planningstechnieken. Ons kantoor is hierin één van de voortrekkers en bekwam bij Vlabel de Voorafgaande Beslissing 22009, waarin alvast bepaalde alternatieve technieken door Vlabel worden gevalideerd. Dit is geen eindpunt, maar een verduidelijkende stap voorwaarts. Op korte termijn verschijnt hieromtrent een uitgebreid artikel in Fiscale Actualiteit (Kluwer). Dit artikel zal op onze nieuwsbrief en via onze LinkedIn pagina worden gedeeld.

Read more!

Fiscale fraude: de wapengelijkheid op de schop?

21/04/2022 - Stijn Lamote

Vivaldi wil een extra bedrag van 1 miljard euro (!) inzamelen uit een betere fraudebestrijding. Afgelopen weekend raakte bekend dat de regering daartoe een tweede actieplan klaar heeft. Een eerste plan werd vorig jaar al gelanceerd met topics als het moderniseren van de witte kassa’s, het uniformiseren van elektronische betalingen, het gerichter sanctioneren van wanbetalers en het verbeteren van de samenwerking tussen BBI en parket. Het tweede plan dat vandaag op tafel ligt, legt vooral de focus op internationale en complexere fraudedossiers. Twee actiepunten in dit plan springen in het oog. De regering is van plan om de fiscale onderzoeks- en aanslagtermijnen te brengen op tien jaar ingeval van fiscale fraude én ingeval van complexe dossiers. Daarnaast wil de regering dat er ook dwangsommen kunnen opgelegd worden aan bedrijven die weigeren hun medewerking te verlenen bij een BBI inval. De wetsvoorstellen in die zin moeten nog uitgeschreven en gestemd worden, dus het is voorlopig nog koffiedik kijken hoe de regelgeving er exact zal uitzien en wat bijvoorbeeld zal worden verstaan onder ‘complexe dossiers die een uitbreiding van termijn rechtvaardigen’. Als kantoor worden wij dagelijks geconfronteerd met dossiers van fiscale fraude, en we permitteren ons dan ook onze eerste appreciatie over deze initiatieven te delen. Fiscale fraude wordt in ons land in essentie bestreden op twee niveaus: “ernstige” fiscale fraude wordt strafrechtelijk bestreden op basis van een strafrechtelijk onderzoek door het parket; “gewone” fiscale fraude wordt bestreden door de fiscale administratie, meestal door de BBI, minder door lokale administraties. Strafrechtelijk fiscaal onderzoek anno 2022 – vergaand, maar onder toezicht Ernstige fiscale fraude die op vandaag door het parket wordt aangepakt is door de link met het witwasmisdrijf feitelijk onverjaarbaar zodat er hier geen wettelijk initiatief nodig is om het parket voldoende armslag te geven om ver terug te gaan in de tijd. In de praktijk stellen wij vast dat, als het parket voldoende documentatie heeft, zij gemakkelijk tot de jaren ’90 teruggaat. Een strafrechtelijk onderzoek naar fiscale fraude kan ook in een ander opzicht vergaand zijn, door de ruime onderzoeksbevoegdheden (denk maar aan een huiszoeking, verhoor, arrestatie…). Net omwille van het in diverse opzichten vergaand karakter van deze onderzoeken (in tijd maar ook in bevoegdheden) staat een dergelijk onderzoek onder toezicht van een onderzoeksrechter, die een bescherming moet vormen tegen onrechtmatig overheidsoptreden. Administratief fiscaal onderzoek anno 2022 – beperktere mogelijkheden voor de fiscus Een administratief onderzoek naar fraude is in vergelijking met een strafrechtelijk onderzoek minder vergaand. Bij een administratief onderzoek mag men geen dwang gebruiken en moet alles met de toestemming van de belastingplichtige gebeuren. In de praktijk stellen we vast dat de BBI de laatste jaren een fiscale visitatie steeds meer als een strafrechtelijke huiszoeking gaat zien. Nochtans blijft het basisprincipe bij een administratief onderzoek de toestemming. De verjaringstermijn bij de administratieve vervolging van fiscale fraude bedraagt doorgaans ook maar zeven jaar. Alleen voor juridische constructies in belastingparadijzen is er een termijn van tien jaar voorzien. Fiscale fraudebestrijding morgen – voldoende bescherming voor de belastingplichtige? In de strijd tegen fiscale fraude wil de regering nu die verjaringstermijn in geval van administratieve vervolging optrekken tot tien jaar. Bovendien wil de regering die verjaringstermijn van tien jaar ook gaan hanteren in “complexe dossiers”. Onder complexe dossiers zouden vooral internationale dossiers vallen aangaande transfer pricing, internationale transacties en juridische constructies. In deze dossiers zou er dus tien jaar terug kunnen worden gegaan in tijd, ook al is er geen sprake van fraude. Ook zal de BBI zich geruggesteund weten door dwangsommen bij onvoldoende medewerking van de belastingplichtige bij een onderzoek. Fiscale fraude dossiers neigen zo steeds meer het terrein van de fiscus te worden, met steeds meer bevoegdheden voor de fiscus in de richting van deze van het parket. Maar hoe zit het met toezicht op de fiscale administratie? Bij een optreden van het parket, kijkt de onderzoeksrechter onafhankelijk mee, onder meer met oog op vrijwaring van de rechten van verdediging van de belastingplichtigen. Wat is deze bescherming van de belastingplichtige bij de in de praktijk steeds verder gaande onderzoeken van de fiscale administratie, wat nu wettelijk nog verruimd zal worden? Hopelijk neemt de wetgever deze bezorgdheid straks mee bij het redigeren van de wetteksten. Complex = fraude? Tien jaar terug in de tijd kunnen gaan omdat dossiers complex zijn, zonder dat er sprake is van fraude, lijkt ons echter ook in elk geval een brug te ver. Belastingplichtigen moeten complexe regelgeving onmiddellijk correct kunnen toepassen maar de overheid krijgt in ruil wel tien jaar om complexe dossiers te bestuderen. Een administratieve verjaringstermijn van tien jaar voor niet ernstige fraude dossiers of complexe dossiers is disproportioneel. Men kan zich de vraag stellen of het wel verantwoord is dat vele strafrechtelijke inbreuken verjaren na vijf jaar terwijl niet ernstige fiscale fraude dossiers of complexe belastingdossiers op administratief niveau slechts als verjaard worden beschouwd na tien jaar. Zich verdedigen over feiten tien jaar na datum is door het lange tijdsverloop sowieso al niet evident. Is het dan echt maatschappelijk wenselijk om de verjaringstermijnen op administratief niveau voor niet ernstige fraude zaken of complexe belastingzaken ook nog eens te verlengen? Of is het budget belangrijker dan rechten van verdediging? Het is politiek uiteraard sympathiek om geld te gaan zoeken in zogenaamde fraudedossiers, maar vergaande maatregelen vereisen ook vergaande bescherming tegen onrechtmatig overheidsoptreden. In die zin is het logischer om vergaande maatregelen in geval van fraude onder te brengen onder het strafrechtelijk niveau en niet onder het administratief niveau. De bescherming tegen onrechtmatig overheidsoptreden op administratief niveau schiet immers maar al te vaak tekort, ook vandaag al. We zijn dan ook benieuwd of de wetgever erin zal slagen dit plan om te zetten in een evenwichtige wettekst. Wij houden u in ieder geval op de hoogte.

Read more!

Uitbreiding team

05/01/2022 - Stijn Lamote, Bram Stragier

Lamote Stragier Advocaten heeft haar team familiaal (vermogens)recht versterkt met Mr. Nathalie D’Hooghe. Zij is sinds 20 jaar verbonden aan de West-Vlaamse Balie en heeft in die tijd een nichepraktijk uitgebouwd in het familiaal recht en vereffening-verdelingen. De verruiming naar het brede familie- en familiaal vermogensrecht, naast de bestaande afdeling ‘vermogensplanning’ is een extra dienst naar onze cliënten, voor het geval deze geconfronteerd worden met familiale perikelen en/of verdelingen van een nalatenschap. Door de unieke synergie van het familiaal (vermogens) recht en het vennootschapsrecht, beschikt ons kantoor over een ervaren en multidisciplinair team voor echtscheidingsdossiers met complexe vennootschapssituaties.

Read more!

Fiscale kwartaalbrief 2020/1

21/04/2020 - Stijn Lamote

In deze fiscale kwartaalbrief brengen wij u in kort bestek een overzicht van de zaken die over het afgelopen kwartaal in de fiscale wetgeving, rechtspraak en administratieve beslissingen in het oog sprongen. U kunt bij ons terecht voor de achterliggende documentatie en/of voor overleg over de toepassing ervan in uw dossiers.

vennootschapsbelasting

  • De meerwaarde theorie houdt in dat een onroerend goed fiscaal afschrijfbaar is in de vennootschap, alleen al door de mogelijkheid om in de toekomst op datzelfde onroerend goed een meerwaarde te realiseren (artikel 49 WIB 92). En dit ongeacht het gebruik van het onroerend goed (bv ter beschikking stelling aan de bedrijfsleider). Deze theorie vindt steeds meer bijval. Nadat eerder het Hof Gent (Gent, 3 december 2019) zo besliste, deelt ook het Hof Antwerpen dit standpunt (Antwerpen, 14 januari 2020). Dit veronderstelt wel dat het vastgoed zich in volle eigendom in de vennootschap bevindt.
  • Met ingang van aanslagjaar 2019 kunnen ingevolge de hervorming van de vennootschapsbelasting voorzieningen nog slechts fiscaal vrijgesteld worden voor zover (1) de voorzieningen voortvloeien “uit verbintenissen die door de onderneming zijn aangegaan gedurende het belastbaar tijdperk of een van de voorafgaande belastbare tijdperken” of (2) de voorzieningen voortvloeien uit “wettelijke of reglementaire verplichtingen” (artikel 194 WIB 92). De rulingpraktijk toetst de praktijk aan deze verstrengde vrijstellingsvoorwaarden. De voorziening voor ontslaguitkering bij collectief ontslag komt in aanmerking voor fiscale vrijstelling. De voorzieningen voor onderhoudskosten en de voorzieningen voor herstellingen en groot onderhoud komen (in tegenstelling tot wat voorheen het geval was) niet langer in aanmerking omdat dit in principe kosten zijn die vrijwillig worden aangegaan.
  • De btw op kosten van onthaal is toch aftrekbaar indien deze kosten tegelijkertijd kwalificeren als kosten van publiciteit. In de vennootschapsbelasting wordt er evenwel (voorlopig?) strenger geoordeeld. Receptiekosten zijn slechts voor 50% aftrekbaar (artikel 53, 8° WIB 92), terwijl restaurantkosten slechts ten belope van 69% aftrekbaar zijn (artikel 53, 8bis WIB 92), zelfs al maken ze telkens tegelijkertijd publiciteitskosten (bv naar aanleiding van een event rond de lancering van een nieuwe kledinglijn) uit. De aard van de uitgaven, primeert op het doel ervan (circulaire 2020/C/42 van 17 maart 2020). De administratie komt daarmee terug op een eerder andersluidend standpunt van de Minister van Financiën. Vraag is of het retroactief karakter van dit standpunt niet strijdig is met het vertrouwensbeginsel.
  • Alleen als de fiscus simulatie bewijst, kan de fiscus het bestaan van een vennootschap negeren. De inkomstenbelastingen dienen immers, onder voorbehoud van antimisbruikbepalingen, te worden geheven op de werkelijke en niet gesimuleerde gehanteerde juridische constructies (Cassatie, 2 januari 2020). Het arrest is een nuttig precedent voor natuurlijke personen die hun prestaties leveren via managementvennootschap.
  • Er is een circulaire verschenen waarin een overzicht wordt gegeven van de OESO richtlijnen inzake verrekenprijzen van multinationale ondernemingen en belastingadministraties (Circulaire 2020/C/35 van 25 februari 2020).
  • Er is in het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting voor de aanslagjaren 2021 en 2022 de mogelijkheid om voorheen belastingvrij gereserveerde winsten om te zetten in belaste reserves, en dat tegen een verlaagd tarief van 15% (algemeen) of 10% (mits investeringen); de grondslag vinden we terug in artikel 519ter WIB 92. Deze belastingvrije reserves zouden normalerwijze ooit belast worden aan het normale tarief; of deze beweging de moeite waard is, hangt dus af van een actuariële berekening: een euro waarvan men voorziet dat hij bv. pas binnen twintig jaar moet betaald worden, is minder waard dan een euro die men vandaag betaalt. In een circulaire verduidelijkt de administratie nu een en ander (circulaire 2019/c/24 van 19 maart 2019). De verduidelijkingen zijn onder andere de volgende: - vooreerst moet gesteld dat deze regeling optioneel is; het kan nuttiger zijn om belastingvrije reserves te laten belasten tegen het normale tarief, omdat er bv. verliezen van het boekjaar zijn; - de reserves die in aanmerking komen zijn onder andere: vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarden onder de onaantastbaarheidsvoorwaarde (uitsluiting voor meerwaarden op bedrijfsvoertuigen bedoeld in artikel 44bis WIB 92, gespreid te belasten meerwaarden in de zin van artikel 47 WIB 92 en meerwaarden op binnenschepen en zeeschepen; vrijgestelde winsten van inschakelingsbedrijven; de investeringsreserve van artikel 194 quater WIB 92; …
  • De grondslag waarop de aftrekbeperking voor bedrijfswagens (artikel 66 WIB 92) in hoofde van de vennootschap moet worden toegepast, wordt verminderd met de eigen bijdrage van de bedrijfsleider/werknemer voor het genoten voordeel (Gent, 17 december 2019).
  • Interesten van leningen (die een aandeelhouder/bestuurder aan zijn vennootschap toestaat) zijn slechts aftrekbaar voor zover ze niet hoger zijn dan de marktrente (artikel 55 WIB 92). Deze marktrente wordt voor 2020 bepaald op 4,06%.
  • Een Porsche Cayenne hybride heeft een dermate duurzame kwaliteit dat een afschrijving over 7 (in plaats van 5 jaar) jaar wenselijk is (Antwerpen, 7 oktober 2019).

personenbelasting

  • Een natuurlijk persoon die in vennootschap B optreedt als vaste vertegenwoordiger van de besturende vennootschap A in B, oefent in B “gelijksoortige functies” uit als die van een (rechtstreeks) bestuurder zodat hij fiscaal aan te merken is als bedrijfsleider van de eerste categorie (artikel 32, al. 1, 1° WIB 92) (Cassatie, 23 januari 2020). Dit heeft onder andere een impact op de herkwalificatie van interesten in dividenden bij rentegevende voorschotten en de herkwalificatie van huur in beroepsinkomen wanneer een bedrijfsleider aan zijn vennootschap verhuurt; beide herkwalificaties zijn enkel toepasselijk bij een bedrijfsleider eerste categorie.
  • Wanneer een bestuurder een renteloze schuld heeft ten aanzien van zijn vennootschap bedraagt het voordeel alle aard 8,78% (artikel 36 WIB 92); indien de lening evenwel een vaste looptijd heeft, wordt er gewerkt met een maandelijks lastenpercentage van 0,12% (KB, 17 februari 2020). De forfaitaire waardering van een voordeel alle aard (artikel 36 WIB 92) is niet van toepassing als de belastingplichtige kan aantonen dat de marktwaarde van het voordeel lager is en de belastingplichtige dit kan bewijzen (Antwerpen, 28 mei 2019). De administratie beraadt zich over deze belangrijke rechtspraak …
  • Voor het VVPRbis regime (artikel 269 §2 WIB 92) is het ook volgens de rulingcommissie voldoende dat de inbreng is volstort op het ogenblik dat de dividenden worden uitgekeerd (voorafgaande beslissing nr. 2019.0658).

onroerende voorheffing

  • Onroerende goederen die door de belastingplichtige of bewoner zonder winstoogmerk een bijzondere bestemming krijgen, zijn in principe vrijgesteld van onroerende voorheffing (artikel 253 WIB 92, artikel 2.1.6.0.1. VCF). In de wet zelf is een uitdrukkelijke vrijstelling voorzien als het gaat om een bestemming voor “het openbaar uitoefenen van een eredienst of van vrijzinnige morele dienstverlening, voor onderwijs, voor het vestigen van hospitalen, klinieken, dispensaria, rusthuizen, of vakantiehuizen voor kinderen of gepensioneerden.” Daarnaast vermeldt de wet een soort van restcategorie, het gaat om onroerende goederen die, zonder winstoogmerk, een bestemming als “weldadigheidsinstelling” krijgen die “soortgelijk” is aan de in de wet zelf genoemde bestemmingen. Een VZW die een “kringloopwinkel” uitbaat en zich bezighoudt met een “sociaal tewerkstellingscentrum” krijgt in die context haar vrijstelling van onroerende voorheffing bevestigd (Antwerpen, 29 oktober 2019).

internationaal fiscaal recht

  • Op grond van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag mag Frankrijk op dividenden een bronheffing inhouden (van in principe maximaal 15%), terwijl België de inkomsten mag onderwerpen aan belasting (artikel 15 dubbelbelastingverdrag België – Frankrijk). Het dubbelbelastingverdrag voorziet een verrekening van de Frans belasting in België (FBB). België heeft deze verrekening evenwel intern afgeschaft voor particuliere situaties. Gezien de primauteit van het internationale recht op het nationale recht, waarbij het dubbelbelastingverdrag wel in deze verrekening voorziet, is België evenwel verplicht tot het verlenen van deze verrekening (Antwerpen, 17 december 2019).

btw

  • Naar aanleiding van de invoering van de optie om de verhuur van een nieuw gebouw te onderwerpen aan de btw, werden ook de herzieningsregels aangepast. De herzieningstermijn bedraagt in dat geval 25 jaar in plaats van de gebruikelijke 15 jaar (artikel 9 BTW KB nr. 3). De vijfjarige herzieningstermijn voor omvorming of verbetering van gebouwen is niet gewijzigd, ook al wordt er met btw verhuurd in kader van dit optiestelsel. De administratie heeft omtrent deze regelgeving een circulaire gepubliceerd: Circulaire 2019/C/134 van 17 december 2019. In de circulaire komt onder meer duidelijk naar voor dat een gedeelte van een gebouw dat op autonome wijze kan worden verhuurd (bv. een verdieping), telkens onder een eigen regeling kan vallen; dit betekent dat een gedeelte van een gebouw kan worden verhuurd met btw onder de keuzeregeling, terwijl een ander gedeelte kan worden verhuurd met vrijstelling van btw.
  • Indien een verhuurcontract met btw plaatsvindt (cfr. keuzerecht), dan brengt de registratie hiervan toch het registratierecht van 0,2% (artikel 83, eerste lid, 1° W. Reg.) met zich mee, ondanks de toepasselijkheid van de btw (beslissing nr. EE/107.200).

fiscale procedure en fiscaal strafrecht

  • Het Hof van Beroep van Gent doet een zeer belangrijke uitspraak inzake de algemene antimisbruikbepaling ingevoerd in 2012 (artikel 344 §1 WIB 92). Deze heeft geen retroactieve werking. Indien de fiscus misbruik ontwaart, kan zij de antimisbruikbepaling niet toepassen op een reeks van handelingen (bv inbreng van aandelen in een holding gevolgd door een kapitaalvermindering) indien niet alle handelingen vanaf 2012 zijn gesteld (Gent, 3 december 2020). De rechtbank van Antwerpen had eerder al eenzelfde standpunt ingenomen (Rb. Antwerpen, 29 oktober 2018). Dit zijn mokerslagen voor het succes van de antimisbruikbepaling.
  • Een huisvisitatie door een fiscaal ambtenaar van “particuliere woningen of bewoonde lokalen” vereist een machtiging van de rechter in de politierechtbank (artikel 319, alinea 2 WIB 92; artikel 63 BTW-Wetboek). Deze machtiging moet gemotiveerd zijn. In een bepaald geval verwees de machtiging naar de regelgeving in de BTW, terwijl de vaststellingen uiteindelijk werden gebruikt in de inkomstenbelastingen. Dit maakte de machtiging – en dus de visitatie – … en dus de daarop gebaseerde aanslag ongeldig (Rb. Gent, 12 december 2019). In de praktijk stellen zich wel meer problemen met de motivering van de machtigingen.
  • Met ingang van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken heeft de wetgever onder meer gesleuteld aan het overleg tussen de fiscus en het parket via het invoeren van een verplicht overleg over welbepaalde fraudedossiers, met de daaraan gekoppelde verplichting in hoofde van de adviseurs-generaal om de dossiers ernstige fiscale fraude aan te geven bij het parket. Een KB legt nu de criteria vast wanneer er sprake is van ernstige fiscale fraude (KB , 9 februari 2020). Dit is het geval wanneer de feiten beantwoorden aan minstens één van volgende criteria: (1) de feiten kenmerken zich door een ernstig en georganiseerd karakter; (2) of er zijn aanwijzingen dat de feiten samenhangend zijn met gemeenrechtelijke misdrijven met een ernstig financieel, economisch, fiscaal of sociale component of ernstige elementen van corruptie; (3) voor het onderzoek naar de feiten moeten er gerechtelijke opsporingshandelingen worden uitgevoerd; (4) er zijn ernstige aanwijzingen dat de feiten dienen ter financiering van de activiteiten van een terroristische groep of criminele organisatie.
  • Gestolen bankgegevens kunnen door de fiscus worden gebruikt bij een taxatie, voor zover de fiscus zelf geen fout heeft begaan (Antwerpen, 19 november 2019). Dit is een toepassing van de Antigoonleer (het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs voor het vaststellen van de belastingschuld, is niet principieel verboden).
  • De aanslag geheime commissielonen (artikel 219 WIB 92) kan niet worden toegepast in hoofde van de (voordeel) verstrekkende vennootschap indien de genieter van het voordeel ondubbelzinnig werd geïdentificeerd zodat de administratie hem nog heeft kunnen belasten, ongeacht of de fiscus dit ook effectief heeft gedaan (Antwerpen, 7 januari 2020).
  • Tegen een (negatieve) ruling kan opgekomen worden bij de rechtbank met oog op vernietiging (Rb. Brussel, 3 februari 2020).
  • Bij het systeem van ambtshalve ontheffing kan tegen een aanslag opgekomen worden tot 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de aanslag werd gevestigd (in de plaats van de 6 maanden bij een bezwaar), dit in een limitatief aantal gevallen waaronder het geval van materiële vergissing. Het begrip materiële vergissing wordt door de fiscus eng geïnterpreteerd. Het Hof van Beroep Gent interpreteert dit evenwel steeds ruimer. Een verstrooidheid die niet kan vermoed zijn het gevolg te zijn van enige juridische beoordeling of van een beredeneerde intellectuele keuze, kwalificeert als een materiële vergissing (Gent, 3 december 2019). Deze beslissing is vermoedelijk gesteund op het feit dat het regime van de ambtshalve ontheffing is ingegeven door de billijkheid.
  • Een subsidiaire aanslag (artikel 356 WIB 92) is een aanslag die de administratie voorlegt aan de rechtbank nadat de oorspronkelijke aanslag werd vernietigd door de rechtbank/het Hof. Het Hof van Cassatie stelt dat een subsidiaire aanslag geen hogere belastbare grondslag mag treffen dan de oorspronkelijke aanslag (Cass, 23 januari 2020).

erfbelasting / schenkbelasting / successieplanning

  • Er is in de erfbelasting een gunstregeling voor familiale vennootschappen (vererving aan 3% in rechte lijn – artikel 2.7.4.2.2. VCF). Voorwaarde is wel dat de vennootschap een reële economische activiteit heeft. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben indien er (1) te weinig bezoldigingen zijn en (2) de terreinen en gebouwen meer dan 50% van het actief uitmaken. Vlabel laat wel toe dat u het tegenbewijs levert, maar dan moet u volgens Vlabel van elk van de onroerende goederen kunnen aantonen dat ze geen privé patrimonium uitmaken. Vlabel gaat er daarbij steeds van uit dat verhuurde, onroerende goederen deel uitmaken van het privé patrimonium. De rechtbank van Gent spreekt dit nu tegen. In casu was er, ondanks dat voormelde parameters niet goed zaten, een slagerij in de vennootschap geëxploiteerd. Dit volstond voor de toepasselijkheid van het gunststelsel. De aanwezigheid van een patrimoniumactiviteit naast deze van een reële economische activiteit sluit het gunststelsel niet uit (Rb. Gent, 4 februari 2020).
  • Het inbrengen van onroerende goederen in een vennootschap, gevolgd door het wegschenken van de aandelen met toepassing van het (lage) tarief van 3% in de schenkingsrechten, is in een concreet geval geen fiscaal misbruik. Men kon immers duiden dat de inbreng in een vennootschap beantwoordde aan niet fiscale motieven – artikel 3.17.0.0.2. VCF (Gent, 17 december 2019). Dergelijk scenario kan zeer interessant zijn bij in extremis successieplanning van vastgoed (dat normaal aan de duurdere schenkingstarieven onderworpen is).
  • Sterfhuisclausules, waarbij een echtgenoot via huwelijkscontract alle gemeenschappelijk vermogen zonder erfbelasting bekomt, blijven vrij qua erfbelasting voor zover de wijziging van het huwelijkscontract (die de sterfhuisclausule voorzag) plaatsvond voor 1 juli 2015 – artikel 2.7.1.0.4. en 2.7.1.0.2. VCF (Gent, 24 december 2019).

registratierechten / vastgoedplanning

  • In de BV is er niet langer kapitaal; zelfs voor bestaande BV’s is er vennootschapsrechtelijk met ingang van 1 januari 2020 enkel nog sprake van een – in principe onbeschikbare – eigen vermogensrekening. In de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna VCF) is er een bijzondere regeling voor de toebedeling van vastgoed door een vennootschap aan haar vennoten. De regeling valt uiteen in twee luiken (artikel 2.9.1.0.4. VCF): het eerste luik leert ons dat vastgoed van een NV dat wordt toebedeeld aan een vennoot altijd onderworpen is aan het verkooprecht van 10%; het tweede luik houdt in dat dit ook geldt ten aanzien van een VOF, een commanditaire vennootschap, een BV of een CV, zij het dat daar uitzonderingen gelden (als vastgoed verkregen wordt door een vennoot die het destijds inbracht / als vastgoed verkregen wordt door een vennoot die vennoot was op het ogenblik dat de vennootschap het vastgoed met verkooprecht verkreeg); in dat geval is de transactie belastbaar volgens de gemeenrechtelijke aard van de toebedeling (verkooprecht, verdeelrecht of het algemeen vast recht); in het kader van die tweede regeling is er ook een zogenaamde wachtregeling waarin de toepassing van de registratiebelasting (in functie van de gemeenrechtelijke aard van de toebedeling) uitgesteld wordt naar een later moment bij verkrijging door alle vennoten van de betrokken vennootschap; deze wachtregeling gold tot voor kort bij de reële kapitaalvermindering of bij een vereffening van de vennootschap. In het kader van de aangepaste VCF is de wachtregeling voortaan van toepassing bij “een gehele of gedeeltelijke vereffening”. Vlabel bevestigt dat de wachtregeling blijft gelden in geval van uitkering in natura van een onroerend goed die wordt aangerekend op de ‘inbreng’ (die in de plaats is gekomen van het afgeschafte ‘kapitaal’) (Vlabel, standpunt nr. 19078 van 9 december 2019).
  • Bij einde van opstal gaat het gebouw (de opstal) uit kracht van wet (meer bepaald door natrekking) over op de grondeigenaar, zonder toepassing van registratierechten. Er bestaat vaak discussie of er ook geen registratierechten toepasselijk zijn bij een vervroegde beëindiging van het opstalrecht: er zijn volgens het Hof van Beroep van Gent geen registratierechten verschuldigd in zoverre de vervroegde beëindiging van een opstalrecht geen (verdoken) overdrachtsovereenkomst uitmaakt en de natrekking dus ten volle speelt. Dat er op het einde van de opstal een vergoeding wordt betaald door de opstalgever/grondeigenaar aan de opstalhouder staat hieraan niet in de weg: deze vergoeding kan immers het voortijdig verlies van het tijdelijk eigendomsrecht van de opstalhouder op de gebouwen en van het genot van de opstallen compenseren (Gent, 7 januari 2020).

We blijven de actualiteit voor u verder op de voet volgen en komen begin juli 2020 bij u terug met het fiscaal kwartaaloverzicht voor Q2 2020.