Deze website gebruikt verschillende soorten cookies. U kunt meer informatie over het gebruik van cookies vinden in onze cookie policy. U kunt op elk tijdstip de cookie-instellingen aanpassen via uw browser instellingen. Door verder gebruik te maken van deze website, verklaart u zich akkoord met deze cookie policy.

Accepteer

Inschrijven nieuwsbrief

Geef hieronder uw emailadres op en ontvang onze nieuwsbrieven automatisch in uw mailbox!

Inschrijven nieuwsbrief

Nieuwsbrieven

Uitbreiding team

05/01/2022 - Stijn Lamote, Bram Stragier

Lamote Stragier Advocaten heeft haar team familiaal (vermogens)recht versterkt met Mr. Nathalie D’Hooghe. Zij is sinds 20 jaar verbonden aan de West-Vlaamse Balie en heeft in die tijd een nichepraktijk uitgebouwd in het familiaal recht en vereffening-verdelingen. De verruiming naar het brede familie- en familiaal vermogensrecht, naast de bestaande afdeling ‘vermogensplanning’ is een extra dienst naar onze cliënten, voor het geval deze geconfronteerd worden met familiale perikelen en/of verdelingen van een nalatenschap. Door de unieke synergie van het familiaal (vermogens) recht en het vennootschapsrecht, beschikt ons kantoor over een ervaren en multidisciplinair team voor echtscheidingsdossiers met complexe vennootschapssituaties.

Lees meer!

Is uw buitenlands patrimonium reeds ontbloot?

03/12/2021 - Stijn Lamote, Arne Hanssens

Discriminatie weggewerkt België liep in 2018 een veroordeling op omdat ze haar inwoners die vastgoed in het buitenland aanhielden discriminerend behandelde ten opzichte van inwoners die Belgisch vastgoed aanhielden. De inkomsten op Belgisch vastgoed werden belast op basis van de kadastrale waarde terwijl buitenlands vastgoed werd belast op basis van de reële huurwaarde. Dit onderscheid in fiscale behandeling werd begin dit jaar door de wetgever weggewerkt. Vanaf aanslagjaar 2022 worden de inkomsten op buitenlands vastgoed eveneens vastgesteld op basis van de kadastrale waarde. Vaststelling van het kadastraal inkomen Opdat de fiscus voor het buitenlands aangehouden vastgoed aangehouden door een Belgisch inwoner een kadastrale waarde kan vaststellen, werd een nieuwe aangifteplicht ingevoerd. Voor alle onroerende goederen die reeds werden verworven vóór 1 januari 2021 zou de Administratie Opmetingen & Waarderingen een aangifteformulier naar de betrokken belastingplichtigen hebben verstuurd. Elke houder van een zakelijk recht (volle eigendom, vruchtgebruik, blote eigendom, erfpacht, opstal, …) op een buitenlands onroerend goed is verplicht uit eigen beweging uiterlijk op 31 december 2021 het onroerend goed aan te geven. Werd het buitenlands onroerend goed verworven na 1 januari 2021, moet je de Administratie Opmetingen & Waarderingen hiervan uit eigen beweging binnen vier maanden vanaf de verwerving op de hoogte brengen. De aangifte van het buitenlands vastgoed kan snel en eenvoudig via Myminfin. Het aangifteformulier kan ook op papier ingevuld worden en via mail verstuurd naar foreigncad@minfin.fed.be. In het bezit van een buitenlands verblijf? Vergeet niet voor jaareinde de fiscus op de hoogte te stellen van uw buitenlandse droom indien u dit al in bezit had voor 1/1/2021. Het buitenlands verblijf recent verworven? Stel de fiscus binnen 4 maand op de hoogte van de recente aankoop.

Lees meer!

Vastgoedaankopen. Haast en spoed, dan toch eens goed?

15/11/2021 - Arne Hanssens, Stijn Lamote

Na de grondige hertekening van de regeling over het verkooprecht in 2018, heeft de Vlaamse regering tijdens haar septemberverklaring onder het mom van de betaalbaarheid van de eerste onroerende eigendom opnieuw een grondige hervorming van het verkooprecht gecommuniceerd. Nu is het Vlaams Parlement aan zet om deze voorgenomen hervorming in een decreet te gieten. Hoe kan de belastingplichtige vooruitlopen op de wijzigingen van het verkooprecht? Verhoging van het algemeen tarief Het algemeen tarief van de verkooprechten zal stijgen van 10% tot 12%. Concreet zal de belastingplichtige vanaf 1 januari 2022 zijn investeringsbedrag met 2% zien stijgen bij de aankoop van een investeringspand, een bedrijfspand, een tweede verblijf of een bouwgrond. Naar verluidt zou het tarief van landbouwgronden 10% blijven. Het hoger tarief zal van toepassing zijn op alle koopovereenkomsten die tot stand komen vanaf 1 januari 2022. Een koopovereenkomst komt tot stand bij de ondertekening van de onderhandse koopovereenkomst, in de volksmond de ‘compromis’ genoemd. Op de website van de Vlaamse Belastingdienst is te lezen dat het lagere tarief van 10% zal gelden voor de aankopen waarvan de koopovereenkomst (compromis) gesloten wordt tot 31 december 2021. Dit ongeacht of de notariële koopakte in 2021 of 2022 wordt verleden. De boodschap voor investeerders (andere dan investeringen in de eigen woning) is dus de compromis vóór het jaareinde te ondertekenen teneinde het tarief van 10% alsnog toe te passen. Lastenverlaging bij de aankoop van de eerste en enige woning Het verkooprecht geheven op aankopen van een eerste en enige woning wordt verlaagd van 6% naar 3% (de eerste en enige woning die wordt aangekocht met oog op een ingrijpende energetische renovatie kan voortaan aangekocht worden mits 1% verkooprecht). De Vlaamse Belastingdienst heeft reeds gecommuniceerd dat ze het tarief van 3% reeds zal toepassen bij aankopen van eerste en enige woningen waarvan de notariële akte vanaf 1 januari 2022 wordt verleden, ongeacht de datum van de eventuele compromis. De boodschap bij de aankoop van een eerste en enige woning is dus de notariële akte uit te stellen tot na de feestdagen. Een tweede verblijf, bouwgrond of een investeringspand op het oog? Teken uw compromis nog vóór het jaareinde van 2021! Uw droomwoning op de kop getikt? Wacht met de aankoopakte tot begin 2022 en geniet zo (onder voorwaarden) van het 3%-tarief.

Lees meer!

Vlabel in de fout – gunstregime erf- & schenkbelasting familiebedrijven wel van toepassing op vennoo

17/08/2021 - Stijn Lamote

De Vlaamse decreetgever heeft een zeer positief stelsel ontwikkeld voor de schenking en vererving van familiale vennootschappen met een reële economische activiteit. De aandelen ervan kunnen, mits het vervuld zijn van enkele voorwaarden, worden geschonken aan 0% en vererfd aan 3%; een verademing in vergelijking met de reguliere tarieven die zelfs in rechte lijn tot 27% kunnen oplopen. Er geldt volgens de decreetgever een weerlegbaar vermoeden van niet reële economische activiteit indien in de betrokken vennootschap de bezoldigingen lager zijn dan 1,5% van het balanstotaal en het vastgoed meer dan 50% uitmaakt van het totale actief, en dat in tenminste één van de drie jaren voor schenking of overlijden. De wetgever zegt evenwel duidelijk dat het enkel gaat over een vermoeden, en dus dat het tegenbewijs kan geleverd worden. De Vlaamse belastingdienst (Vlabel) heeft in haar Circulaire van 2015 gesteld dat als het hierboven beschreven negatief vermoeden speelt waarbij minstens één onroerend goed in de betrokken vennootschap voor privédoeleinden wordt aangewend of verhuurd, dit tegenbewijs niet kan geleverd worden, dan zou het om een patrimoniumvennootschap gaan die uit de filosofie van de wetgeving uitgesloten is. Vlabel stelde dit evenwel zonder enige wettelijke grondslag. Het Hof van beroep te Gent, gekend om haar beginselvaste rechtspraak, bevestigde in een arrest van 1 juni 2021 dat Vlabel hier onterecht een voorwaarde aan de wet toevoegt. Het gunstregime kan dus worden toegepast op familiale vennootschappen, ook al speelt het hierboven beschreven negatief vermoeden en bevindt er zich in de vennootschap vastgoed met een privékarakter, voor zover er maar op een of andere manier kan worden aangetoond dat er enige economische activiteit in de vennootschap is. De impact hiervan voor de praktijk is zeer groot. Vennootschappen waarvan voorheen gedacht werd dat ze niet in aanmerking kwamen voor het gunstregime omdat ze (gedeeltelijk) kwalificeerden als patrimoniumvennootschappen, komen nu wel in aanmerking. Een herevaluatie dossier per dossier dringt zich op. Het is niet de eerste keer dat Vlabel aan de wetgeving in de materie van de registratie- en successierechten een eigen invulling geeft. Het zal niet de laatste keer zijn dat zij daarvoor op de vingers wordt getikt …

Lees meer!

Dubbelinterview in Voka - Ondernemers

22/06/2021 - Bram Stragier, Stijn Lamote

Lees het dubbelinterview met Bram en Stijn in Voka - Ondernemers 2021/12 (pag. 24 e.v.)

Lees meer!

Nieuw kantoor

03/05/2021 - Bram Stragier, Stijn Lamote

Vanaf 1 mei werken we vanuit ons nieuw kantoor aan het Waterhoennest 67, 8501 Kortrijk. We kijken er naar uit om u daar te verwelkomen. Onze emailadressen en telefoonnummers blijven ongewijzigd.

Lees meer!

EHBO bij fiscale visitatie

15/03/2021 - Stijn Lamote

De haan heeft bij het krieken van de dag nog maar net gekraaid of men wordt ongewild uit het bed getild. Een groep mensen, al dan niet bijgestaan door de politie, wil toegang tot de bedrijfslokalen en/of gelijktijdig tot de private woning voor een huiszoeking. Keep cool. Het aanstellingsbewijs moet worden gevraagd. Er wordt best geïnformeerd of het gaat om een inval van de BBI (wat kadert in een administratief onderzoek) of van de gerechtelijke politie (wat kadert in een meer verregaand strafrechtelijk onderzoek). De BBI wordt soms (om veiligheidsredenen) sowieso bijgestaan door politieagenten wat verkeerdelijk de indruk wekt dat het sowieso zou gaan om een strafrechtelijk onderzoek. Het onderscheid is nochtans zeer belangrijk omdat de bevoegdheden van de BBI verschillen van deze van de gerechtelijke politie. Neem tijd en overleg. Indien het gaat om een inval van de BBI is het belangrijk te onthouden dat er toestemming van de belastingplichtige is vereist voor de huiszoeking. Is er niet onmiddellijk een bevoegd persoon aanwezig binnen het bedrijf/de woning om de BBI te woord te staan en de nodige toestemming te geven of men heeft graag de bijstand van een advocaat tijdens het onderzoek, kunnen de ambtenaren in afwachting van de komst van een bevoegd persoon/de advocaat in een wachtruimte worden geplaatst. Blijf alert. Vooraleer de ‘zoeking’ in het bedrijf of de woning wordt aangevat moet worden nagegaan wat het doel van het onderzoek is en aan welke onderzoekstermijnen de BBI gebonden is - voor een uitbreiding van de reguliere driejaren termijn is bijvoorbeeld een voorafgaande kennisgeving nodig. Voor de zoeking in particuliere woningen is daarenboven een goed gemotiveerde machtiging van de politierechtbank nodig. Het onderzoek van de BBI is doelgebonden. Ze mogen enkel zaken onderzoeken die relevant zijn voor het door hen beoogde onderzoek. Bij de ‘zoeking’ van de BBI is het belangrijk te onthouden dat de BBI - in tegenstelling tot de gerechtelijke politie - geen actief zoekrecht heeft (al is de BBI zelf vaak een andere mening toegedaan …). Indien er geen toestemming door de belastingplichtige wordt gegeven om bijvoorbeeld een kluis open te doen, dan mag de BBI die kluis in principe niet eigenhandig openbreken. Uiteraard is het wel zo dat de belastingplichtige bij weigering om mee te werken aan het onderzoek een administratieve sanctie of strafsanctie riskeert of in het slechtste geval een strafklacht (met uiteindelijk eventueel ook een huiszoekingsbevel tot gevolg). Een belangenafweging is dan ook meestal op zijn plaats. Er wordt best zelf (via interne IT dienst) een kopie aangeboden van de specifieke computerbestanden waarom de BBI vraagt, men laat beter niet toe dat de BBI zelf plaats neemt achter de computer en daardoor feitelijk een volledige kopie van de server meeneemt. Als er vragen zijn van de BBI kan gevraagd worden om deze vragen later schriftelijk in alle rust te mogen beantwoorden. Het is zeer aangewezen om bij het einde van de inval goed het verslag te overlezen en desgewenst opmerkingen of voorbehouden te maken (bijvoorbeeld als men geen toestemming heeft gegeven voor bepaalde onderzoeksdaden). Of men kan de advocaat ter plaatse roepen om dat samen met hem/haar te doen. Inval van de gerechtelijke politie. Gaat het om een inval van de gerechtelijke politie, dan moet men het huiszoekingbevel controleren: is het ondertekend, wordt de plaats duidelijk vermeld en wordt de reden vermeld? In tegenstelling tot een inval van de BBI is de toestemming van de belastingplichtige niet vereist voor de zoekingen waarvoor een geldig huiszoekingsbevel wordt voorgelegd (let wel, is er geen geldig huiszoekingsbevel dan is de toestemming wel nodig, men geeft dus best niet zomaar toestemming als men twijfelt over de geldigheid van het huiszoekingsbevel). Het is aangewezen medewerking te verlenen en zich niet te bezondigen aan obstructie van het strafonderzoek. Na afloop van de huiszoeking is het aangeraden om het proces-verbaal dat wordt opgemaakt te controleren en indien nodig opmerkingen te maken. Als advocaat staan wij ter beschikking, tijdens een inval zelf dan wel na een inval ter evaluatie van de verder te verwachten/te nemen stappen.

Lees meer!

Vennoten kunnen niet in een coöperatieve ‘gegijzeld’ worden

24/02/2021 - Bram Stragier, Jelle Derammelaere

Landbouwers zijn vaak verenigd in coöperatieven die “producentenorganisaties” worden genoemd. Op dit lidmaatschap is een uitgebreide Vlaamse en Europese regelgeving van toepassing (onder meer uniek lidmaatschap, leveringsplichten en subsidies). Deze producentenorganisaties nemen de vorm aan van een coöperatieve vennootschap. Elke producentenorganisatie moet in haar statuten een bepaling opnemen die een uittredingsverzoek tegen uiterlijk 30 juni van elk jaar mogelijk maakt, waarbij de uittreding ingaat uiterlijk op 31 december van datzelfde jaar. Ons kantoor trad op voor een vennoot die tijdig een verzoek tot uittreding overgemaakt aan een West-Vlaamse coöperatieve. Deze liet vlak voor het jaareinde weten dat zij de uittreding niet kon aanvaarden, wegens beweerde schendingen door de vennoot van zijn verplichtingen (waaronder bijv. de leveringsplicht). Men sprak van een ‘schorsing’ die zou blijven duren totdat de vennoot aantoonde dat er geen schendingen waren en/of alle beweerde schade vergoed was. De betrokken vennoot zag zich door deze praktijk ‘gegijzeld’ in de coöperatieve vennootschap, nu een landbouwproducent conform de Europese en Vlaamse Wetgeving maar lid kan en mag zijn van één producentenorganisatie. De coöperatieve bleef bovendien vergoedingen claimen op de productie van de landbouwer. Een en ander heeft ook zijn impact op de landbouwsubsidies en bleek geen alleenstaand geval te zijn. De vennoot verzette zich daartegen en dagvaardde de coöperatieve in kort geding. De kortgeding rechter heeft - terecht - komaf gemaakt met deze praktijk. De rechtbank bevestigde dat de vennoot die tijdig zijn verzoek tot uittreding had geuit, effectief moet kunnen uittreden, ongeacht of er eventuele schendingen zijn van de verplichtingen van de vennoot. Dit laatste kan zijn belang hebben voor de afrekening tussen partijen, maar mag het principiële recht tot uittreding niet in de weg staan. Deze beschikking stelt een einde aan de pogingen van sommige coöperatieven om de vrijheid van haar vennoten te beknotten. De vennoten moeten te allen tijde kunnen uittreden, al dan niet om zich bij een andere coöperatieve te kunnen aansluiten.

Lees meer!

Fiscale vakpers

10/02/2021 - Stijn Lamote, Arne Hanssens

Lamote Stragier Advocaten verschijnt opnieuw in de fiscale vakpers. Lees het artikel van Arne Hanssens en Stijn Lamote in Fiscale Actualiteit nummer 4: Hof te Gent bakent contouren van fiscaal misbruik verder af, ook bij successieplanning. Meer info?

Lees meer!

Overname van familiebedrijven – een optimale overnamefinanciering

16/04/2018 - Stijn Lamote e.a.

Een eerste facet bij een overnamefinanciering is vanzelfsprekend een correcte prijs. Zeker bij bedrijven (we laten vastgoed en vastgoedvennootschappen even buiten beschouwing) is de essentie van een overnameprijs dat deze eigenlijk gelijk is aan de cumul van de verdienpotentie van het bedrijf voor de komende jaren verhoogd met de bij overname aanwezige overtollige cash en verminderd met de schulden. Een overname moet met andere woorden in principe zichzelf kunnen betalen (‘terugverdienen’) binnen een bepaalde tijdsspanne (waarbij de tijdspanne afhankelijk is van sector tot sector waarin het over te nemen bedrijf actief is). Het is in die zin dat een overnameprijs dikwijls bepaald wordt in een multiplicator van de EBIDTA (de vrije kasstroom in de jaren vóór de overname) verhoogd met de overtollige activa en verminderd met de schulden. Indien de multiplicator 6 is, dan zal de verkoper voor zijn/haar bedrijf een bedrag krijgen gelijk aan 6 keer de te verwachten vrije kasstroom van het bedrijf. Indien een bedrijf een vrije kasstroom heeft van 600, zou de prijs gelijk kunnen zijn aan 3.600; een en ander betekent dat het bedrijf de overname na 6 jaar (min of meer) moet hebben terugverdiend, en de koper vanaf het zevende jaar winst genereert op zijn investering; dit laat uiteraard de hypothese van een winstgroei na overname (bv door een synergie met een bedrijf dat reeds in eigendom is, door een betere management, een groei van de markten, …), waardoor de vrije kasstromen hoger zijn dan deze die in aanmerking kwamen om de overnameprijs te bepalen, buiten beschouwing.

De verkoper zal zijn prijs evenwel vaak meteen uitbetaald willen krijgen, en zal die terugverdienjaren niet afwachten. Daarom moet de koper deze vrije kasstroom in principe vooruitbetalen aan de verkoper.

De twee uitdagingen die zich vervolgens in dit verband stellen zijn de volgende:

Hoe kunnen we de periode tussen het betalen van de koopprijs en de periode van het effectief genereren van de winsten en vrije kasstroom in het over te nemen bedrijf overbruggen?

Een koper heeft in principe drie mogelijkheden om een overname te financieren: ofwel heeft hij eigen middelen ter beschikking (bv een investeringsholding), ofwel leent hij daartoe middelen bij de bank (bankfinanciering), ofwel leent hij middelen bij de verkoper die daartoe voor een stuk van de prijs uitgestelde betaling toestaat (vendor loan); veelal gaat het om een combinatie van twee of drie van deze systemen.

Het voordeel van een vendor loan is dat (een deel van) deze vendor loan ook kan dienen als onderpand voor de waarborgen en garanties (zie artikel Nieuwsbrief 2017/10 Overnames van familiebedrijven – valuedrivers in de voorbereidende fase en in het overnamecontract ! Stijn Lamote & Jan Sandra) [1] die de verkoper aan de koper moet stellen in verband met het overgedragen bedrijf. Indien een verkoper via een vendor loan de facto deels de overname mee financiert, dan onderstreept dit ook het vertrouwen in de overname en in de correcte prijs, en faciliteert dit ook de eventuele bankfinanciering.

Hoe kunnen we de vrije kasstromen vanuit het bedrijf bij de koper krijgen (die er de verkoper mee betaalt en/of er zijn/haar financiering mee afbetaalt)?

Een belangrijke uitdaging bij een optimale overnamemontage is vervolgens het verleggen van de verplichting om de prijs te betalen / de lening terug te betalen naar het bedrijf, en de koper in dit verband te ontlasten. De vrije kasstroom wordt immers gegenereerd in het bedrijf, niet bij de koper. In overnameterminologie wordt dit ook de debt push down genoemd.

We gaan hierna uit van de hypothese dat de koper een bankfinanciering heeft aangegaan van 3.600 om de overname te financieren en dat deze lening op 6 jaar aan de bank dient te worden terug betaald, ofwel 600 kapitaal per jaar te verhogen met interesten .

De meest in de praktijk gehanteerde werkwijze om de koper te ontlasten van de kapitaalaflossingen is deze van een dividendenpolitiek ter overnamefinanciering; dit houdt in dat het bedrijf ieder jaar de vrije kasmiddelen die ze genereert opstroomt via dividend naar de koper. Is de koper een natuurlijke persoon, dan zal deze opstroming van 600 niet volstaan om de aflossing van 600 te dekken; bij een dividend aan een natuurlijke persoon dient er immers 30% roerende voorheffing te worden ingehouden zodat er netto slechts 420 overblijft. Indien de overname daarentegen plaatsvindt door een vennootschap (desgevallend daartoe speciaal opgericht), dan is er geen dergelijk fiscaal ‘lek’. Tussen vennootschappen is er geen roerende voorheffing en daarenboven ziet een vennootschap die een dividend onder het DBI regime ontvangt dit dividend sinds 2018 100% vrijgesteld (vroeger was er slechts een vrijstelling voor 95%). In het hier voorliggend geval betekent dit dat de kasstroom van 600 vanuit het bedrijf volledig en zonder lek naar de koper-vennootschap kan gaan ter aflossing van de financiering. In die zin is het doorgaans (fiscaal) zeer aangewezen dat een overname (zeker van een bedrijf dat zichzelf moet terugverdienen) door een vennootschap, hierna holding, gebeurt. We gaan hierna verder van deze hypothese uit.

Verder dient de holding ook interesten te betalen op de overnamefinanciering, laten we uitgaan van de veronderstelling dat de jaarlijkse maximale interestlast gelijk is aan 60. Deze interesten zijn een fiscaal aftrekbare kost voor de holding, althans in de veronderstelling dat deze belastbare winst genereert; een kost kan enkel worden gefiscaliseerd als er ook belastbare winst is. In zoverre de holding enkel dividenden ontvangt, heeft deze geen belastbare inkomsten en zijn deze interesten fiscaal niet nuttig. Daarbij komt dat het bedrijf zelf wel deze kosten als fiscale aftrekbare kosten zou kunnen gebruiken, aangezien het bedrijf in het kader van haar business per veronderstelling wel belastbare winst genereert. Een middel om deze interestlast de facto naar het bedrijf te duwen is het uitbouwen van de holding als actief management- en bestuursvehikel. Dit houdt in dat het management en het key personeel voor het bedrijf in de holding wordt gepositioneerd en van daaruit de prestaties aan het bedrijf (en eventueel zusterbedrijven) worden geleverd. Stel dat daardoor de personeelskost in de holding 600 wordt, dan kan – in de veronderstelling dat dit een marktconforme fee is (geval per geval nauwgezet te beoordelen) – een globale fee (eventueel aan te vullen met bonussen en tantièmes) van minstens 660 worden aangerekend aan het bedrijf. De marge van 60 dient dan om de facto de interestlast van 60 op het niveau van de holding te dekken. Mocht men het bovenstaande niet realiseren, dan zou de holding de niet gefiscaliseerde interesten opstapelen, en dus fiscaal overdraagbare verliezen creëren, terwijl het bedrijf zelf ten volle belastingen betaalt op haar winsten.

Het bovenstaande toont aan dat een overnamefinanciering structureel en fiscaal kan geoptimaliseerd worden. Toch zijn er ook gevallen denkbaar waar de oefening uiteindelijk tot een ander voorkeursscenario zal leiden. Indien de overname bijvoorbeeld door verschillende kopers gebeurt, waarbij sommige kopers geen 10% bekomen, kan het in bepaalde gevallen toch aangewezen zijn een overname van een minderheidsparticipatie privé te verrichten. Sinds 2018 is immers een meerwaardebelasting op aandelen ingevoerd in de vennootschapsbelasting in zoverre de holding geen participatie van 10% bekomt, dan wel geen instap van minimaal € 2.500.000,00 verricht. Eens te meer is maatwerk een must!