Inschrijven nieuwsbrief
Geef hieronder uw emailadres op en ontvang onze nieuwsbrieven automatisch in uw mailbox!
03/02/2025 - Arne Hanssens, Manuel Meul, Stijn Lamote
Hierbij vindt u een bulletsynthese van de fiscale aspecten van het Federaal Regeerakkoord per 31/1/2025. We houden u stipt op de hoogte van de verdere evoluties terzake. Zodra de (ontwerp)wetteksten circuleren, volgt de definitieve datum en uitnodiging voor ons cliëntenseminarie. LSA slideshow
Lees meer!27/01/2025 - Stijn Lamote
De onderhandelingen omtrent de fiscale hervormingen lijken in de laatste rechte lijn te zitten. Hierna de eyecatchers in bullets: - Taks effectenrekeningen: 0,25% - DBI systeem: bedrijven met minder dan 250 werknemers: ongewijzigd bedrijven met minstens 250 werknemers: de € 2.500.000,00 minimuminvesteringsdrempel wordt € 4.000.000,00 / de alternatieve 10% grens blijft ongewijzigd – het gaat (wil men genieten van de vrijstelling) niet meer om beleggingen in aandelen, wel om participaties die de aard van financieel vast actief (structurele participaties) hebben - private meerwaardebelasting op aandelen (“solidariteitsbijdrage”): enkel voor “waardegroei” vanaf inwerkingtreding wet voetvrijstelling van € 5.000.000,00 voor (niet-beursgenoteerde) bedrijven waarin je voor minstens 5% participeert tarief: 5% opmerking: geldt ook voor meerwaarde op aandelen ikv aandelenoptieplannen, alsook voor meerwaarden op crypto activa afwijking voor “carried interest” plannen: tarief tot 30% (enkel voor toekomstige plannen) - VVPRbis en liquidatiereservesystematiek worden op elkaar afgestemd VVPRbis wordt behouden liquidatiereserve wordt aangepast: tarief wordt 10% bij aanleg en 6,5% bij uit kering; wachttermijn krimpt van 5 naar 3 jaar - de minimumbezoldiging voor de bedrijfsleider stijgt door naar € 50.000,00 op jaarbasis, voortaan te indexeren (mag daarenboven nog maximaal voor 20% uit voordelen alle aard bestaan)- vennootschappen die in een DBI-bevek investeren, kunnen de vrijstelling op de return behouden mits er in het jaar van uitkering een minimumbezoldiging is zoals hierboven beschreven - KMO’s kunnen terug degressief afschrijven De hervorming is uiteraard breder; onder andere wordt ook in meer algemene termen aangekondigd: een verduidelijkt kader voor wat betreft het 6% tarief in de bouwsector, daarnaast nieuwe fiscale procedureregels met meer clementie voor belastingplichtigen te goeder trouw versus een nieuwe fiscale regularisatieronde. Dit alles moet nog uitgediept en verfijnd worden, en wellicht komen er ook nog wijzigingen in de laatste rechte lijn. Maar de ingrediënten voor de menu liggen wel steeds duidelijker op tafel. Wordt zeer binnenkort vervolgd.
Lees meer!03/12/2024 - Stijn Lamote, Tom Bostoen
Ons kantoor is ondertussen gepokt en gemazeld in fiscale betwistingen in landbouwdossiers, meer bepaald rond de acties van de fiscale administratie om belastingplichtigen in de personenbelasting die hun winst forfaitair aangeven alsnog te taxeren op hun werkelijke winsten. De fiscus maakt daartoe een wedersamenstelling van de werkelijke winst aan de hand van bankuittreksels, btw listing, vermoedens, enz. De rechtspraak is al langer duidelijk: de fiscus kan die wedersamenstelling maken en de forfait naast zich neerleggen. In een door ons bekomen arrest van het Hof van Beroep van Gent van vandaag 3 december 2024 wordt evenwel duidelijk gesteld dat de belastingplichtige in dit verband geen fout kan verweten worden. Net zoals de fiscus het recht heeft om de forfait naast zich neer te leggen en te belasten op werkelijke (wedersamengestelde) winst, heeft iedere landbouwer – die geen volledige boekhouding voert – het recht om (in eerste instantie) zijn/haar winst forfaitair aan te geven. Het forfait is bepaald door de FOD Financiën zelf, en bepaalt bv. de forfaitaire winst op basis van het aantal hectare bewerkte landbouwgrond in portefeuille. Je kan als belastingplichtige niet bestraft worden om deze door de overheid zelf voorgeschreven systematiek toe te passen. Dit standpunt hebben wij als kantoor altijd ingenomen. En het Hof van Beroep volgt dit ook in niet mis te verstane bewoordingen. De starre houding van de fiscus om stelselmatig belastingverhogingen van 10% en meer toe te passen in dergelijke casussen lijkt daarmee een stevige knauw te hebben gekregen. Meer info: stijn@lamotestragier.be en tom@lamotestragier.be.
Lees meer!01/10/2024 - Arne Hanssens, Stijn Lamote
De nieuwe Vlaams minister van Begroting Ben Weyts heeft gisteren in een persconferentie enkele (verwachte) game-changers in successieplanning aangekondigd. De verlenging van de verdachte periode van 3 jaar naar 5 jaar voor niet-geregistreerde schenkingen is een fait accompli die heel snel in wet zal omgezet worden. Handgiften, bankgiften en andere bierroutes, die eventueel in de pipeline zitten, worden best prioritair uitgevoerd/afgehandeld. Zodra deze wet in werking treedt zal dergelijke planning slechts proof zijn voor zover de schenker niet overlijdt binnen de 5 jaar (in plaats van nu 3 jaar). Meer flou kondigt hij ook aan dat een aantal zogenaamde “achterpoortjes” zullen worden dichtgemaakt. Zonder twijfel gaat dit (onder meer) over het gunstregime voor schenking en vererving van familiebedrijven. We verwijzen naar ons eerder artikel terzake. klik hier. Het ijzer lijkt nu wel heel heet te worden. Smeden maar.
Lees meer!01/10/2024 - Stijn Lamote, Bram Stragier
LSA Roeselare Lamote Stragier Advocaten opent per 1 oktober 2024 een tweede, volwaardige vestiging in Roeselare. Zo kunnen we u nog beter van dienst zijn. Adres: Meensesteenweg 315, 8800 Roeselare Tel. 051/79.55.97
Lees meer!19/09/2024 - Stijn Lamote
Ons kantoor is gemoeid in een aantal principiële betwistingen met een breed impact op de fiscale (M&A) praktijk. Hier valt deze week heel wat nieuws te rapen: Eerder bekwamen we het arrest van het Hof Gent van 19 september 2023 (LSA nieuwsbrief - 21/09/2023) waarin het volgende werd bevestigd: een holding die een grote vennootschap verkoopt kan per einde boekjaar toch liquidatiereserve aanleggen als kleine vennootschap; door de verkoop is er niet langer verbondenheid tussen de holding en de grote vennootschap en wordt de holding per direct terug klein; het consistentiebeginsel in consolidatie speelt hier niet door de cesuur in de verbondenheid. Een belangrijk principe voor de M&A praktijk, zeker als er straks mogelijk een private meerwaardebelasting komt op de verkoop van aandelen in een grote vennootschap… . Per 12 september 2024 kregen wij bevestiging dat de fiscale administratie geen cassatie aantekent tegen dit arrest; dit door het Hof van Gent gevelde principe is met andere woorden definitief. De BBI heeft een aantal testcases aangespannen inzake bedrijven die als inschakelingsbedrijven (tewerkstelling van personeel dat anders moeilijk aan de bak komt) hun winst vóór belasting mochten vrijstellen, mits die winst in het bedrijf bleef en op een afzonderlijke rekening (belastingvrije reserve) werd geboekt. Een paar van die inschakelingsbedrijven die hun winst in die zin vrijstelden, deden toevallig ook een fusie met een dochtervennootschap in het jaar waarin ze winst mochten vrijstellen. Bij een fusie slorpt het inschakelingsbedrijf de dochtervennootschap belastingneutraal op. Indien de bij die opslorping verkregen netto-boekwaarde lager is dan de waarde waarvoor de aandelen van de opgeslorpte vennootschap op de balans stonden bij het inschakelingsbedrijf, is er boekhoudtechnisch een fusieminwaarde (al verarmt de vennootschap uiteraard niet). De fiscus beschouwt deze minwaarde, die overigens geneutraliseerd wordt via de verworpen uitgaven opdat er geen belastingvoordeel ontstaat door de fusie, desalniettemin als een verlies van vermogen voor het inschakelingsbedrijf. Ze verminderde dan ook de vrijstelbare winst met deze boekhoudkundige minderwaarde, al bleef alle operationele winst 1 op 1 in het inschakelingsbedrijf. Wij konden, nadat de rechtbank Brugge eerder de fiscus volgde, het Hof van Gent overtuigen dat de fiscus hier een foutieve redenering maakt – arrest Hof Gent, 17 september 2024. De synergie tussen onze specialisten herstructureringen en onze fiscale proceduralisten werkte hier weer perfect! Meer info : stijn@lamotestragier.be.
Lees meer!12/09/2024 - Stijn Lamote
Lamote Stragier Advocaat blijft groeien. Nieuw gezicht in het team fiscale procedure is sinds enkele weken Manuel Meul. Manuel is al 12 jaar fiscaal advocaat ‘pur sang’ op het hoogste niveau, een ervaren dossiervreter / kuitenbijter die je moeilijk van je afschudt. Manuel is te bereiken op 056/897.601 en manuel@lamotestragier.be. Voor meer info, zie onze teampagina. Ons fiscale procedureteam is de laatste jaren belangrijk gegroeid. Dit is het gevolg van een aangroei aan fiscale discussies (klassieke controles, BBI controles, regularisaties en fiscale strafprocedures). Daarin hebben we als kantoor een eigen stijl ontwikkeld: we kijken niet enkel als proceduralisten naar een dossier, we zoeken met onze fiscale kennis ook een inhoudelijke oplossing. Op die manier streven we altijd eerst een strategisch onderhandelde oplossing na. We filteren tot hoofdzakelijk principiële dossiers om de rechtbanken en hoven te vatten.
Lees meer!19/08/2024 - Arne Hanssens, Stijn Lamote
Vennootschappen met een reële economische activiteit kunnen - mits de voorwaarden voldaan zijn - aan gunstige tarieven geschonken (0%) of vererfd worden (3% of 7%). Deze gunstige overdrachtstarieven zijn in het leven geroepen om de continuïteit van de familiebedrijven te vrijwaren en een duurzame tewerkstelling te garanderen. Het moeten betalen van hoge rechten bij overdracht van de aandelen van het familiebedrijf aan een volgende generatie (voornamelijk bij overlijden) zou het behoud van het familiebedrijf in Vlaamse handen - en dus de tewerkstelling ervan - in gevaar kunnen brengen. Vandaag voorziet de regelgeving dat een vennootschap die een reële economische activiteit uitoefent, overgedragen kan worden aan de gunstige tarieven. Ongeacht de omvang van deze reële economische activiteit ten opzichte van de volledige waarde van de ruimere vennootschap. Het gunstregime voor de overdracht van familiale vennootschappen is dus een “alles-of-niets-regime”. In principe kan vandaag een vennootschap waarin naast een activiteit er ook € 1.500.000,00 passieve beleggingstegoeden zitten (bv roerende beleggingen of beleggingsvastgoed) dus aan het gunsttarief overgedragen worden, mits er in de vennootschap ook een activiteit zit, al is die relatief beperkt. Je zou hier kunnen spreken van hybride familiale vennootschappen. Bepaalde politieke partijen – die deelnemen aan de huidige Vlaamse regeringsonderhandelingen – zijn tegenstander van deze “alles-of-niets-benadering” en zien deze regelgeving liever gewijzigd. In het verleden werd al geopperd voor een “doorkijkregime”, waarbij enkel de activa binnen de vennootschap(sgroep) die aangewend worden voor de reële economische activiteit kunnen overgedragen worden aan de gunsttarieven. Vermogen dat niet aangewend wordt voor de economische activiteiten (de hierboven als voorbeeld gegeven roerende en vastgoedbeleggingen) zou aan de normale tarieven moeten overgedragen worden. Er kan al snel sprake zijn van een dergelijke “hybride” familievennootschap. Een vennootschap actief in een groothandel in machine onderdelen (goodwill waarde € 3.000.000,00) maar met een vastgoed (aan derden verhuurd) en beleggingen op de balans (waarde € 1.000.000,00) zou hierbij nog slechts voor drie vierden kunnen genieten van het voordelig regime. Vennootschappen die op vandaag volledig onder het gunstregime vallen, zouden binnenkort slechts beperkt van het gunstregime kunnen genieten of zelfs volledig uit de boot kunnen vallen. Starten op korte termijn met een (gecontroleerde) overdracht aan de volgende generatie is dus de boodschap.
Lees meer!13/06/2024 - Stijn Lamote
Lamote Stragier is ondertussen een gekend huis, ook voor successieplanning. Stijn Lamote werd door de Tijd geïnterviewd als één van de vermogensexperten. LSA in De Tijd 13062024.pdf (lamotestragier.be)
Lees meer!
De fiscus heeft de voorbije weken aan ongeveer 13.000 vennootschappen die destijds gebruik maakten van de tijdelijke overgangsmaatregel van de “bijzondere liquidatiereserve 2012-2014” een aangetekende brief verzonden.
In de zomer van 2013 werd beslist om het tarief van liquidatieboni te verhogen naar 25% (ondertussen 30%). Om een massale liquidatie van vennootschappen te vermijden werd toen onmiddellijk voorzien in een (eerste) overgangsmaatregel, namelijk een systeem van “interne liquidatie” (artikel 537 WIB’92) waarbij vennootschappen de mogelijkheid verkregen om onder bepaalde voorwaarden de in het verleden opgebouwde reserves aan een aanslagvoet van 10 procent uit te keren. Later, in 2014, werd voorzien in een (tweede) permanente overgangsmaatregel, van toepassing vanaf het aanslagjaar 2015, namelijk het systeem van de “liquidatiereserve” (artikel 184 quater WIB’92) waarbij de reserves van kleine vennootschappen kunnen worden onderworpen aan een anticipatieve heffing van 10%. In 2015 werd vervolgens het systeem van de “bijzondere liquidatiereserve” (artikel 541 WIB’92) ingevoerd; dit voorzag in een systeem waarbij reserves van “kleine vennootschappen” met betrekking tot de aanslagjaren 2013 en 2014 retroactief onder voorwaarden (!) ook konden genieten van de anticipatieve heffing van 10%.
Het zijn de vennootschappen die destijds gebruik maakten van dit laatste tijdelijke systeem van de “bijzondere liquidatiereserve 2012-2014”, die op heden worden aangeschreven door de fiscus.
Het aangetekend schrijven is een kennisgeving van inning van de belasting op een andere wijze dan per kohier. In dit schrijven stelt de administratie dat de destijds betaalde anticipatieve heffing van 10 procent definitief verworven is door de Belgische Staat indien aan alle voorwaarden is voldaan. Indien niet cumulatief voldaan is aan alle voorwaarden voor de bijzondere liquidatiereserve stelt de administratie dat er binnen een termijn van 6 maanden een bezwaarschrift kan worden ingediend om een terugbetaling van de destijds betaalde anticipatieve heffing/bijdrage te bekomen. De administratie sluit de brief af met de volgende mededeling “deze kennisgeving belet ons echter niet om later de voorwaarden te onderzoeken en, indien nodig, de aangegeven bijzondere liquidatiereserve (gedeeltelijk) te verwerpen in de vennootschapsbelasting”.
De administratie heeft blijkbaar vastgesteld in de praktijk dat er vaak gezondigd is geweest tegen de formaliteiten en voorwaarden die dienden vervuld te zijn voor de aanleg van de “bijzondere liquidatiereserve”, waardoor er eigenlijk geen recht is op de 10% heffing. Zo rijzen er kennelijk vaak problemen rond de voorwaarden van (1) de tijdige neerlegging van de jaarrekening, (2) het bijzonder aangifteformulier dat ook als stuk moest worden gevoegd bij de aangifte in de vennootschapsbelasting en (3) – wellicht vooral - de vraag of er al dan niet sprake is van een kleine vennootschap. De “kleine vennootschap voorwaarde” is immers essentieel voor de toepassing van het gunstregime, doch uit de praktijk blijkt dat het in deze context niet altijd eenvoudig te bepalen is of er al dan niet sprake is van verbonden vennootschappen, bijvoorbeeld omdat de vennootschap één of meer andere vennootschappen controleert of omdat er sprake is van een consortium omdat bijvoorbeeld de bestuursorganen voor het merendeel bestaan uit dezelfde personen. Alsdan kan een vennootschap die op zich klein is plots groot worden ingevolge geconsolideerde benadering.
Naar eigen zeggen wil de administratie door middel van dit schrijven de belastingplichtigen nog eens de kans geven om dit opnieuw te bekijken. Mocht immers blijken dat de voorwaarden voor de bijzondere liquidatiereserve niet zijn voldaan kan de belastingplichtige alsnog zelf door middel van een bezwaarschrift de destijds betaalde heffing van 10 procent terugvorderen. Na het verstrijken van de bezwaartermijn zou de destijds betaalde heffing van 10 procent volgens de administratie voor de schatkist definitief verworven zijn en kan ze niet meer worden teruggevorderd. Wanneer dan later bij een controle zou worden vastgesteld dat de liquidatiereserve ten onrechte zou zijn aangelegd en uitgekeerd, moet dan volgens de administratie bovenop de destijds betaalde 10% roerende voorheffing (bij uitkering (?)) nog eens 30% roerende voorheffing worden betaald, wat dus neerkomt op een totale belastingdruk van 40 procent op de aangelegde bijzondere liquidatiereserve.
Zonder de brief was er geen enkele kennisgeving van de inning van deze bijdrage, waardoor er geen bezwaartermijn liep en waardoor de belastingplichtige dus in principe 10 jaar de tijd had om deze bijdrage in geval van discussie terug te vorderen (dit is de gemeenrechtelijke verjaringstermijn). Door het aangetekend schrijven – of de kennisgeving van inning van de belasting op een andere wijze dan per kohier – begint de bezwaartermijn nu duidelijk te lopen.
Ons kantoor heeft echter een aantal kritische bedenkingen bij dit alles en acht het bijvoorbeeld onder meer betwistbaar dat de betaalde heffing na de bezwaartermijn van 6 maanden niet meer zou kunnen worden teruggevorderd. Volgens ons kantoor ontstaat er immers dubbele belasting wanneer (bij uitkering (?)) alsnog 30% zou moeten worden betaald op de destijds aangelegde bijzondere liquidatiereserve waarop reeds 10% is betaald, waardoor een ambtshalve ontheffing wegens dubbele belasting principieel mogelijk moet zijn. In geval van dubbele belasting begint de termijn van 5 jaar te lopen vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd die de dubbele belasting heeft doen ontstaan (in casu dan de extra roerende voorheffing van 30%).
Daarnaast zijn er goede argumenten om te stellen dat niet om eender welke (formele) reden het regime van de liquidatiereserve nu nog kan ontzegd worden.