Deze website gebruikt verschillende soorten cookies. U kunt meer informatie over het gebruik van cookies vinden in onze cookie policy. U kunt op elk tijdstip de cookie-instellingen aanpassen via uw browser instellingen. Door verder gebruik te maken van deze website, verklaart u zich akkoord met deze cookie policy.

Accepteer

Inschrijven nieuwsbrief

Geef hieronder uw emailadres op en ontvang onze nieuwsbrieven automatisch in uw mailbox!

Inschrijven nieuwsbrief

Nieuwsbrieven

De Jambontax komt eraan … vanaf 1 januari 2026.

09/07/2025 - Stijn Lamote, Arne Hanssens

De meerwaardebelasting in de personenbelasting (Jambontax) op aandelen komt eraan, met zekerheid. De ontwerpwetteksten met betrekking tot de modaliteiten ervan gaan (letterlijk) van rechts naar links maar een definitief ontwerp – goedgekeurd door het kernkabinet - is er voor de goede orde nog steeds niet. Voor financiële activa (veel ruimer dan alleen maar beursaandelen) komt er een meerwaardebelasting van 10%; de voetvrijstellingen zijn nauwelijks het vermelden waard. Voor aanmerkelijke belangen (20% van de rechten in een vennootschap, te bekijken per belastingplichtige) geldt een gunstiger regime waardoor de eerste 10 miljoen euro aan meerwaarde feitelijk maar aan 3,4% wordt belast (voetvrijstelling en opklimmend tarief). Emigreren zal vanaf 2026 geen soelaas brengen. Één rode draad blijft in alle ontwerpen: de Jambontax geldt pas voor meerwaarden gerealiseerd vanaf 1 januari 2026, en slechts ten belope van de meerwaarde die (verder aan)groeit vanaf 1 januari 2026; meerwaarden in de mate die reeds latent aanwezig waren voor deze datum, maar nog niet gerealiseerd, worden niet geviseerd. Voorbeeld: aankoop aandelen in 2020 voor 30, waarde eind 2025 van 80, verkoop tegen 100 in 2028: meerwaarde te belasten is 20. Een korte weergave van de voorlopige ontwerpwetteksten vind je in de presentatie via de link. Handelen doen we nu best weloverwogen en op basis van de uit onderhandelde teksten; er zit binnen de regering spanning op dit meerwaardetax dossier en dit geeft blijkbaar aanleiding tot bokkesprongen in alle richtingen… en we zijn nog niet aan de meet. Daarenboven komt de tax er pas volgend jaar aan. Vanaf 21 juli verwachten we (meer) uit onderhandelde teksten, op basis daarvan komen we per direct bij jullie terug: met de definitieve regels en – zoals het ons ondertussen kenmerkt – met een voorstel van praktische aanpak. Tot binnenkort!

Lees meer!

FISCALE HERVORMINGEN 2025 - update 3/02/2025

03/02/2025 - Arne Hanssens, Manuel Meul, Stijn Lamote

Hierbij vindt u een bulletsynthese van de fiscale aspecten van het Federaal Regeerakkoord per 31/1/2025. We houden u stipt op de hoogte van de verdere evoluties terzake. Zodra de (ontwerp)wetteksten circuleren, volgt de definitieve datum en uitnodiging voor ons cliëntenseminarie. LSA slideshow

Lees meer!

Fiscale hervormingen 2025 - update

27/01/2025 - Stijn Lamote

De onderhandelingen omtrent de fiscale hervormingen lijken in de laatste rechte lijn te zitten. Hierna de eyecatchers in bullets: - Taks effectenrekeningen: 0,25% - DBI systeem: bedrijven met minder dan 250 werknemers: ongewijzigd bedrijven met minstens 250 werknemers: de € 2.500.000,00 minimuminvesteringsdrempel wordt € 4.000.000,00 / de alternatieve 10% grens blijft ongewijzigd – het gaat (wil men genieten van de vrijstelling) niet meer om beleggingen in aandelen, wel om participaties die de aard van financieel vast actief (structurele participaties) hebben - private meerwaardebelasting op aandelen (“solidariteitsbijdrage”): enkel voor “waardegroei” vanaf inwerkingtreding wet voetvrijstelling van € 5.000.000,00 voor (niet-beursgenoteerde) bedrijven waarin je voor minstens 5% participeert tarief: 5% opmerking: geldt ook voor meerwaarde op aandelen ikv aandelenoptieplannen, alsook voor meerwaarden op crypto activa afwijking voor “carried interest” plannen: tarief tot 30% (enkel voor toekomstige plannen) - VVPRbis en liquidatiereservesystematiek worden op elkaar afgestemd VVPRbis wordt behouden liquidatiereserve wordt aangepast: tarief wordt 10% bij aanleg en 6,5% bij uit kering; wachttermijn krimpt van 5 naar 3 jaar - de minimumbezoldiging voor de bedrijfsleider stijgt door naar € 50.000,00 op jaarbasis, voortaan te indexeren (mag daarenboven nog maximaal voor 20% uit voordelen alle aard bestaan)- vennootschappen die in een DBI-bevek investeren, kunnen de vrijstelling op de return behouden mits er in het jaar van uitkering een minimumbezoldiging is zoals hierboven beschreven - KMO’s kunnen terug degressief afschrijven De hervorming is uiteraard breder; onder andere wordt ook in meer algemene termen aangekondigd: een verduidelijkt kader voor wat betreft het 6% tarief in de bouwsector, daarnaast nieuwe fiscale procedureregels met meer clementie voor belastingplichtigen te goeder trouw versus een nieuwe fiscale regularisatieronde. Dit alles moet nog uitgediept en verfijnd worden, en wellicht komen er ook nog wijzigingen in de laatste rechte lijn. Maar de ingrediënten voor de menu liggen wel steeds duidelijker op tafel. Wordt zeer binnenkort vervolgd.

Lees meer!

Landbouwforfait geweigerd – eindelijk gerechtigheid: belastingverhoging niet toegelaten!

03/12/2024 - Stijn Lamote, Tom Bostoen

Ons kantoor is ondertussen gepokt en gemazeld in fiscale betwistingen in landbouwdossiers, meer bepaald rond de acties van de fiscale administratie om belastingplichtigen in de personenbelasting die hun winst forfaitair aangeven alsnog te taxeren op hun werkelijke winsten. De fiscus maakt daartoe een wedersamenstelling van de werkelijke winst aan de hand van bankuittreksels, btw listing, vermoedens, enz. De rechtspraak is al langer duidelijk: de fiscus kan die wedersamenstelling maken en de forfait naast zich neerleggen. In een door ons bekomen arrest van het Hof van Beroep van Gent van vandaag 3 december 2024 wordt evenwel duidelijk gesteld dat de belastingplichtige in dit verband geen fout kan verweten worden. Net zoals de fiscus het recht heeft om de forfait naast zich neer te leggen en te belasten op werkelijke (wedersamengestelde) winst, heeft iedere landbouwer – die geen volledige boekhouding voert – het recht om (in eerste instantie) zijn/haar winst forfaitair aan te geven. Het forfait is bepaald door de FOD Financiën zelf, en bepaalt bv. de forfaitaire winst op basis van het aantal hectare bewerkte landbouwgrond in portefeuille. Je kan als belastingplichtige niet bestraft worden om deze door de overheid zelf voorgeschreven systematiek toe te passen. Dit standpunt hebben wij als kantoor altijd ingenomen. En het Hof van Beroep volgt dit ook in niet mis te verstane bewoordingen. De starre houding van de fiscus om stelselmatig belastingverhogingen van 10% en meer toe te passen in dergelijke casussen lijkt daarmee een stevige knauw te hebben gekregen. Meer info: stijn@lamotestragier.be en tom@lamotestragier.be.

Lees meer!

“Verdachte periode” voor onrechtstreekse schenkingen: van 3 naar 5 jaar!

01/10/2024 - Arne Hanssens, Stijn Lamote

De nieuwe Vlaams minister van Begroting Ben Weyts heeft gisteren in een persconferentie enkele (verwachte) game-changers in successieplanning aangekondigd. De verlenging van de verdachte periode van 3 jaar naar 5 jaar voor niet-geregistreerde schenkingen is een fait accompli die heel snel in wet zal omgezet worden. Handgiften, bankgiften en andere bierroutes, die eventueel in de pipeline zitten, worden best prioritair uitgevoerd/afgehandeld. Zodra deze wet in werking treedt zal dergelijke planning slechts proof zijn voor zover de schenker niet overlijdt binnen de 5 jaar (in plaats van nu 3 jaar). Meer flou kondigt hij ook aan dat een aantal zogenaamde “achterpoortjes” zullen worden dichtgemaakt. Zonder twijfel gaat dit (onder meer) over het gunstregime voor schenking en vererving van familiebedrijven. We verwijzen naar ons eerder artikel terzake. klik hier. Het ijzer lijkt nu wel heel heet te worden. Smeden maar.

Lees meer!

Lamote Stragier Advocaten opent kantoor in Roeselare

01/10/2024 - Stijn Lamote, Bram Stragier

LSA Roeselare Lamote Stragier Advocaten opent per 1 oktober 2024 een tweede, volwaardige vestiging in Roeselare. Zo kunnen we u nog beter van dienst zijn. Adres: Meensesteenweg 315, 8800 Roeselare Tel. 051/79.55.97

Lees meer!

Fiscale procedure by LSA – News-alert

19/09/2024 - Stijn Lamote

Ons kantoor is gemoeid in een aantal principiële betwistingen met een breed impact op de fiscale (M&A) praktijk. Hier valt deze week heel wat nieuws te rapen: Eerder bekwamen we het arrest van het Hof Gent van 19 september 2023 (LSA nieuwsbrief - 21/09/2023) waarin het volgende werd bevestigd: een holding die een grote vennootschap verkoopt kan per einde boekjaar toch liquidatiereserve aanleggen als kleine vennootschap; door de verkoop is er niet langer verbondenheid tussen de holding en de grote vennootschap en wordt de holding per direct terug klein; het consistentiebeginsel in consolidatie speelt hier niet door de cesuur in de verbondenheid. Een belangrijk principe voor de M&A praktijk, zeker als er straks mogelijk een private meerwaardebelasting komt op de verkoop van aandelen in een grote vennootschap… . Per 12 september 2024 kregen wij bevestiging dat de fiscale administratie geen cassatie aantekent tegen dit arrest; dit door het Hof van Gent gevelde principe is met andere woorden definitief. De BBI heeft een aantal testcases aangespannen inzake bedrijven die als inschakelingsbedrijven (tewerkstelling van personeel dat anders moeilijk aan de bak komt) hun winst vóór belasting mochten vrijstellen, mits die winst in het bedrijf bleef en op een afzonderlijke rekening (belastingvrije reserve) werd geboekt. Een paar van die inschakelingsbedrijven die hun winst in die zin vrijstelden, deden toevallig ook een fusie met een dochtervennootschap in het jaar waarin ze winst mochten vrijstellen. Bij een fusie slorpt het inschakelingsbedrijf de dochtervennootschap belastingneutraal op. Indien de bij die opslorping verkregen netto-boekwaarde lager is dan de waarde waarvoor de aandelen van de opgeslorpte vennootschap op de balans stonden bij het inschakelingsbedrijf, is er boekhoudtechnisch een fusieminwaarde (al verarmt de vennootschap uiteraard niet). De fiscus beschouwt deze minwaarde, die overigens geneutraliseerd wordt via de verworpen uitgaven opdat er geen belastingvoordeel ontstaat door de fusie, desalniettemin als een verlies van vermogen voor het inschakelingsbedrijf. Ze verminderde dan ook de vrijstelbare winst met deze boekhoudkundige minderwaarde, al bleef alle operationele winst 1 op 1 in het inschakelingsbedrijf. Wij konden, nadat de rechtbank Brugge eerder de fiscus volgde, het Hof van Gent overtuigen dat de fiscus hier een foutieve redenering maakt – arrest Hof Gent, 17 september 2024. De synergie tussen onze specialisten herstructureringen en onze fiscale proceduralisten werkte hier weer perfect! Meer info : stijn@lamotestragier.be.

Lees meer!

Fiscale procedure – nieuw gezicht: Manuel Meul

12/09/2024 - Stijn Lamote

Lamote Stragier Advocaat blijft groeien. Nieuw gezicht in het team fiscale procedure is sinds enkele weken Manuel Meul. Manuel is al 12 jaar fiscaal advocaat ‘pur sang’ op het hoogste niveau, een ervaren dossiervreter / kuitenbijter die je moeilijk van je afschudt. Manuel is te bereiken op 056/897.601 en manuel@lamotestragier.be. Voor meer info, zie onze teampagina. Ons fiscale procedureteam is de laatste jaren belangrijk gegroeid. Dit is het gevolg van een aangroei aan fiscale discussies (klassieke controles, BBI controles, regularisaties en fiscale strafprocedures). Daarin hebben we als kantoor een eigen stijl ontwikkeld: we kijken niet enkel als proceduralisten naar een dossier, we zoeken met onze fiscale kennis ook een inhoudelijke oplossing. Op die manier streven we altijd eerst een strategisch onderhandelde oplossing na. We filteren tot hoofdzakelijk principiële dossiers om de rechtbanken en hoven te vatten.

Lees meer!

Schenken van ‘hybride’ familiale vennootschappen – 4 minuten voor 12!

19/08/2024 - Arne Hanssens, Stijn Lamote

Vennootschappen met een reële economische activiteit kunnen - mits de voorwaarden voldaan zijn - aan gunstige tarieven geschonken (0%) of vererfd worden (3% of 7%). Deze gunstige overdrachtstarieven zijn in het leven geroepen om de continuïteit van de familiebedrijven te vrijwaren en een duurzame tewerkstelling te garanderen. Het moeten betalen van hoge rechten bij overdracht van de aandelen van het familiebedrijf aan een volgende generatie (voornamelijk bij overlijden) zou het behoud van het familiebedrijf in Vlaamse handen - en dus de tewerkstelling ervan - in gevaar kunnen brengen. Vandaag voorziet de regelgeving dat een vennootschap die een reële economische activiteit uitoefent, overgedragen kan worden aan de gunstige tarieven. Ongeacht de omvang van deze reële economische activiteit ten opzichte van de volledige waarde van de ruimere vennootschap. Het gunstregime voor de overdracht van familiale vennootschappen is dus een “alles-of-niets-regime”. In principe kan vandaag een vennootschap waarin naast een activiteit er ook € 1.500.000,00 passieve beleggingstegoeden zitten (bv roerende beleggingen of beleggingsvastgoed) dus aan het gunsttarief overgedragen worden, mits er in de vennootschap ook een activiteit zit, al is die relatief beperkt. Je zou hier kunnen spreken van hybride familiale vennootschappen. Bepaalde politieke partijen – die deelnemen aan de huidige Vlaamse regeringsonderhandelingen – zijn tegenstander van deze “alles-of-niets-benadering” en zien deze regelgeving liever gewijzigd. In het verleden werd al geopperd voor een “doorkijkregime”, waarbij enkel de activa binnen de vennootschap(sgroep) die aangewend worden voor de reële economische activiteit kunnen overgedragen worden aan de gunsttarieven. Vermogen dat niet aangewend wordt voor de economische activiteiten (de hierboven als voorbeeld gegeven roerende en vastgoedbeleggingen) zou aan de normale tarieven moeten overgedragen worden. Er kan al snel sprake zijn van een dergelijke “hybride” familievennootschap. Een vennootschap actief in een groothandel in machine onderdelen (goodwill waarde € 3.000.000,00) maar met een vastgoed (aan derden verhuurd) en beleggingen op de balans (waarde € 1.000.000,00) zou hierbij nog slechts voor drie vierden kunnen genieten van het voordelig regime. Vennootschappen die op vandaag volledig onder het gunstregime vallen, zouden binnenkort slechts beperkt van het gunstregime kunnen genieten of zelfs volledig uit de boot kunnen vallen. Starten op korte termijn met een (gecontroleerde) overdracht aan de volgende generatie is dus de boodschap.

Lees meer!

Nieuwe wet op de betalingsachterstand in handelstransacties... wetgever drijft strijd tegen wanbetalingen op!

22/01/2014 - Bram Stragier e.a.

Liquiditeit is de olie van elke onderneming. Hoe vlotter klanten betalen, hoe minder de onderneming een beroep moet doen op externe financiering. Dit heeft een positieve impact op de economie in het algemeen en op de staatsschuld in het bijzonder. Dit aloud principe is nog steeds actueel. Omgekeerd kan de aanhoudende wanbetaling door klanten een onderneming in acute nood brengen. Uit cijfers van studiebureau Graydon blijkt dat 25% van de faillissementen te wijten zijn aan laattijdige betalingen van facturen. Zo zou er in België maar liefst 9,15 miljard euro aan onbetaalde facturen openstaan… Een scherp juridisch kader is dan ook onontbeerlijk.

De Europese Unie ziet zéér goed het belang van een vlot betalingsverkeer tussen handelaars in en vaardigde reeds in 2000 een richtlijn uit. België had deze richtlijn in 2002 omgezet in een wet ter bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. In 2011 kwam er een strengere Europese Richtlijn 2011/7/EU. België heeft met een wet van 22 november 2013 de wet van 2002 gewijzigd en verder aangevuld om één en ander in lijn met de recentste richtlijn te brengen. De wet is retroactief op 16 maart 2013 in werking getreden, datum waarop de richtlijn ten laatste diende omgezet te worden. Zij is van toepassing op betalingen in uitvoering van overeenkomsten gesloten, vernieuwd of verlengd na 16 maart 2013. De wet is sowieso van toepassing op betalingen in uitvoering van lopende overeenkomsten gedaan twee jaar na 16 maart 2013. In deze bijdrage gaan we in op de belangrijkste wijzigingen en schetsen wij de huidige stand van zaken.

Deze wetgeving heeft betrekking op ‘handelstransacties’. Handelstransacties zijn in principe verrichtingen tussen ‘ondernemingen’ Dit begrip slaat op alle verrichtingen die tot het normale handelsverkeer behoren: koop-verkoop, levering van diensten, enz. Schadevergoedingen, uitkeringen door verzekeringsmaatschappijen en schulden van particulieren vallen niet onder de wet. De in de wet voorziene interesten en schadevergoedingen kunnen dus niet aan een slecht betalende particulier aangerekend worden.

Maar het begrip ‘handelstransacties’ dient ruim begrepen te worden. Levering van diensten door vrije beroepers (niet-handelaars) worden voor deze wet ook als handelstransacties beschouwd. Dus kan bijvoorbeeld ook een advocaat, een notaris, een architect, een accountant of een revisor zich erop beroepen. De wet legt ook betalingstermijnen en voorwaarden aan de overheid op, althans voor zover het kleinere overheidsopdrachten betreffen die niet als aanbestedingen kwalificeren.

De ondernemingen blijven vrij een betalingsregeling af te spreken, hetzij via een schriftelijke overeenkomst, hetzij stilzwijgend, door de aanvaarding van algemene verkoopsvoorwaarden.

Hebben de partijen niets voorzien dan moet er binnen de dertig kalenderdagen betaald worden. De dertig dagen gaan in principe in op de dag volgend op de dag van ontvangst factuur. Anticipeert de factuur de levering dan loopt de termijn in op de dag van ontvangst van de levering van de goederen of diensten. Is er eerst een aanvaarding of controle voorzien dan start de termijn op de dag van aanvaarding of controle maar deze moet dan wel zelf binnen de dertig dagen gebeuren. Hebben partijen wel een betalingsregeling voorzien, bij voorbeeld door de aanvaarding van de verkoopsvoorwaarden van de verkoper, dan is het nieuw dat partijen daarin geen absolute vrijheid hebben. De betalingstermijn die onderling kan worden overeengekomen moet beperkt blijven tot maximum zestig kalenderdagen. Méér is slechts mogelijk mits dit uitdrukkelijke overeengekomen werd, dus specifiek voor die transactie(s) en uiteraard best schriftelijk. Maar ook dan wordt gesteld dat er geen sprake mag zijn van ‘kennelijke onbillijkheid’ ten aanzien van de verstrekker. Een wat onmachtige contractspartij - verstrekker wordt aldus wat bescherming geboden.

De sanctie bij laattijdige betaling is dat er een vrij hoge rente moet betaald worden : 8 procent meer dan de referentie-interestvoet van de Europese Centrale Bank! Momenteel betekent dit dat van rechtswege 8,5% rente verschuldigd is schulden uit handelstransacties die niet binnen de conventionele of wettelijke termijn betaald werden. Facturen laten openstaan is aldus veel duurder dan wat belegde gelden opbrengen, maar vooral ook duurder dan de meeste kredietvormen. Dit moet tot snelle betaling aansporen.

Als bijkomende sanctie tegen wanbetaling kunnen partijen een forfaitaire schadevergoeding overeenkomen voor de eigen invorderingskosten. Deze vergoeding kan de vorm aannemen van een procentueel schadebeding. Indien partijen hierover niets voorzien hebben, voorziet de nieuwe wet dat er sowieso een invorderingsvergoeding verschuldigd is van € 40, en dit van zodra er overeenkomstig de wet interest verschuldigd is. Hiervoor is geen procedure of ingebrekestelling nodig; de loutere overschrijding van de termijn volstaat.

Daarbovenop heeft de schuldeiser uit kracht van de wet, dus ook als er géén factuurvoorwaarden of overeenkomsten zijn, recht op een redelijke schadeloosstelling voor alle andere invorderingskosten die deze 40€ te boven gaan (bijvoorbeeld de rechtsplegingsvergoeding).

De wet voorziet voorts in een aantal bepalingen die beletten dat de wet uitgehold wordt door de vindingrijkheid van een aantal marktspelers. Achterpoortjes worden zoveel mogelijk gesloten door vermoedens van ‘kennelijke onbillijkheid’ in te bouwen, wat tot nietigheid van de betrokken clausules kan leiden. Zo mogen bijvoorbeeld in aankoopcondities, de verschuldigdheid van interest of vergoedingen voor invorderingskosten niet uitgesloten worden. Deze vermoedens spelen in het voordeel van de handelaar-schuldeiser, en niet in het voordeel van de handelaar-schuldenaar. Ook dit toont aan hoe zeer de wetgever belang hecht aan een vlot betalingsverkeer!

Tot slot is het duidelijk dat goede factuur- of aankoopvoorwaarden, in lijn met de bepalingen van deze wet, onontbeerlijk zijn. Het blijft immers toegelaten daarin de rente en de vergoeding voor invorderingskosten forfaitair te bepalen zodat men ingeval van procedure niet afhankelijk is van het oordeel van de rechter. Zijn er vastgelegde forfaits dan moet de rechter deze in principe volgen, voor zover deze niet kennelijk onredelijk zijn. De wet maakt evenwel duidelijk dat de rechter in dit oordeel zeker niet kennelijk ‘onbillijk’ mag zijn voor de schuldeiser, wat enkel toe te juichen valt.