This website uses different kinds of cookies. You will find more information about the use of cookies in our cookie policy. You can adapt your cookie consent at any time via your browser settings. Further use of the website implies your consent to our cookie policy.

Accept

Newsletter registration

Fill in your email address below and automatically receive our newsletter in your mailbox!

Newsletter registration

Newsletters

Transfer pricing: fiscaal aanvaardbare prijszetting bij intracompany transacties ...

27/03/2013 - Stijn Lamote, e.a.

Transfer pricing is en blijft een hot topic, zowel op nationaal niveau als op internationaal niveau! De prijszetting bij transacties tussen verbonden ondernemingen vergt immers steeds een bijzondere oefening. Vaak is deze prijszetting ingegeven met oog op fiscale optimalisatie. Hierbij dient evenwel steeds rekening te worden gehouden met enkele belangrijke fiscale knipperlichten. Een specifieke TP-studie kan in dit verband zowel fiscale onderbouw als fiscale optimalisatie verlenen! begrip “verbonden ondernemingen” Voor het begrip verbonden ondernemingen kan in een Belgische context worden verwezen naar de gemeenrechtelijke definitie van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen. Onder “met een vennootschap verbonden vennootschappen” wordt er verstaan: de vennootschappen waarover zij een controlebevoegdheid uitoefent; de vennootschappen die een controlebevoegdheid over haar uitoefenen; de vennootschappen waarmee zij een consortium vormt; de andere vennootschappen die, bij weten van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de vennootschappen bedoeld in 1), 2) en 3). Deze definitie sluit veelal aan bij deze weerhouden op internationaal niveau in de diverse dubbelbelastingverdragen alsook in het OESO Modelverdrag. Tussen verbonden ondernemingen kunnen zich, net zoals tussen niet-verbonden ondernemingen, tal van transacties voordoen zoals: • de overdracht van materiële of immateriële vaste activa of een gebruiksrecht daarop (bvb. licentie op octrooi, …); • het verstrekken van diensten (bvb. management, distributie, …); • financiële transacties (bvb. leningen, waarborgen, …). fiscale optimalisatie Zoals hierboven reeds gesteld vergt de prijszetting bij transacties tussen verbonden ondernemingen een bijzondere oefening. Bij transacties tussen verbonden ondernemingen wordt, in tegenstelling tot bij transacties tussen niet-verbonden ondernemingen, de prijszetting immers niet rechtstreeks beïnvloed door vrije marktmechanismen. Dit laat ruimte voor fiscale optimalisatie. In een binnenlandse context maken winstverschuivingen tussen verbonden ondernemingen het inzonderheid mogelijk een en ander fiscaal te optimaliseren voor wat betreft de aanwending van tax assets binnen eenzelfde groep (bij gebreke aan fiscale consolidatie in het Belgisch fiscaal recht). In een internationale context maken winstverschuivingen tussen verbonden ondernemingen het mogelijk winst te maximaliseren in landen met lage(re) belastingtarieven of een bijzonder belastingregime. let wel, fiscale knipperlichten Deze ruimte voor fiscale optimalisatie is de beleidsmakers en regelgevers niet ontgaan. Zowel op internationaal als op nationaal vlak wordt enige rem gezet op fiscale optimalisatie door winstverschuivingen binnen eenzelfde groep van vennootschappen. (i) internationaal recht In het internationaal recht voorzien de meeste dubbelbelastingverdragen in een specifieke bepaling om fiscaal geïnspireerde winstverschuivingen te kunnen corrigeren. Deze bepalingen zijn in de meeste gevallen gebaseerd op artikel 9 van het OESO Modelverdrag. Artikel 9.1. van het OESO Modelverdrag bepaalt inzonderheid dat indien tussen verbonden ondernemingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen niet-verbonden ondernemingen, de winst die één van deze ondernemingen zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, mag worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig mag worden belast. In een internationale context kan dergelijke winstaanpassing in het ene land leiden tot een dubbele belasting indien het andere land geen correlatieve winstaanpassing doorvoert. Artikel 9.2. van het OESO Modelverdrag voorziet ter zake dat de contracterende staten verplicht zijn tot een correlatieve winstaanpassing overeenkomstig het “arm’s length principe” (zie hierna). De verplichting tot een correlatieve winstaanpassing is echter niet in alle dubbelbelastingverdragen opgenomen in welk geval beroep dient te worden gedaan op de procedure van onderling overleg voorzien in het desbetreffende dubbelbelastingverdrag en/of desgevallend (in een Europese context) op het Europees Arbitragevedrag. (ii) Belgisch recht In het Belgisch Wetboek van Inkomstenbelastingen werd artikel 9 van het OESO Model Verdrag ingeschreven in artikel 185, §2 voor wat betreft transacties tussen multinationale ondernemingen. Artikel 185, §2, a) voorziet inzonderheid, overeenkomstig artikel 9.1. van het OESO Model Verdrag, in de mogelijkheid de winst te corrigeren overeenkomstig het arm’s length principe. Artikel 185, §2, b) van het Wetboek van Inkomstenbelastingen voorziet overeenkomstig artikel 9.2. van het OESO Modelverdrag in de verplichting tot een “passende herziening” van de winst bij winstcorrectie; op die manier wordt beoogd dubbele belasting te vermijden. Het Belgisch Wetboek van Inkomstenbelastingen voorziet voorts in diverse fiscale bepalingen die paal en perk stellen aan een ongebreidelde fiscale optimalisatie door winstverschuivingen, en dit zowel voor transacties tussen multinationale verbonden ondernemingen als voor transacties tussen Belgische verbonden ondernemingen. Zo vormt het fiscaal regime inzake abnormale of goedgunstige voordelen alsook de aftrekbaarheid van beroepskosten ter zake een belangrijk aandachtspunt. In dit verband verwijzen we naar de artikelen 26 (abnormale of goedgunstige voordelen), 79 en 207 2e lid (aftrekverbod op abnormale of goedgunstige voordelen), 49 en 53, 10° (aftrekbaarheid beroepskosten), 54 (aftrekbaarheid intresten, vergoedingen voor diensten en prestaties en royalties) en 55 en 56 (aftrekbaarheid intresten) van het Wetboek van Inkomstenbelastingen. juiste prijs = marktconforme prijs (rekening houdend met de specificiteit van de verrichting) Uit bovenstaande blijkt de prijszetting bij verrichtingen tussen verbonden ondernemingen fiscaal gezien cruciaal. Het maakt of kraakt een eventuele fiscale optimalisatie door winstverschuivingen! Algemeen gesteld dient de prijs in concreto te beantwoorden aan een marktconforme prijs. Hiertoe wordt het “arm’s length principe” gehanteerd: de verrekenprijzen tussen verbonden ondernemingen dienen te worden bepaald alsof de ondernemingen niet verbonden zijn, zonder daarbij evenwel abstractie te maken van alle andere aspecten van de transactie. Belangrijk hierbij is dat bij de prijszetting rekening moet worden gehouden met de specifieke voorwaarden en modaliteiten van de transactie; het impact van deze specifieke voorwaarden en modaliteiten op de prijszetting moet echter overeenstemmen met hetgeen geldt tussen niet-verbonden ondernemingen. Daartoe is het van belang de door elke partij uitgeoefende functies in kaart te brengen alsook de door elke partij gedragen risico’s. De specifieke voorwaarden en modaliteiten van een verrichting kunnen echter de prijszetting en dus het fiscaal impact (en de eventuele beoogde fiscale optimalisatie) van de transactie belangrijk beïnvloeden! Bijvoorbeeld: hoe groter het risico een onderneming draagt in een welbepaalde transactie, hoe hoger de prijs die zij daarvoor kan aanrekenen. Vast staat dat de verrekenprijzen tussen verbonden ondernemingen steeds vaker worden gecontroleerd door de belastingadministratie en dat de belastingadministratie ter zake een steeds uitgebreidere expertise heeft. Zo verscheen in Fiscale Actualiteit onlangs het bericht van een sterke toename van transfer pricing-controles voor zowel multinationale ondernemingen als KMO’s (zie: NATANELOV, A. en VAN DEN BRANDEN, L., “Sterke toename van transfer pricing-controles”, Fisc. Act. 2013, nr. 4, 6-7). TP-studie Gezien het belangrijk fiscaal impact komt het (desgevallend) aangewezen voor de prijszetting tussen verbonden ondernemingen overeenkomstig het arm’s length principe te onderbouwen en vast te klikken in een TP-studie. Op die manier kan men anticiperen op een eventuele fiscale controle. Een TP-studie kan bovendien worden vastgeklikt in een voor de belastingadministratie bindende ruling. Deze rulings worden weliswaar naar gelang de aard van de transactie vaak beperkt in de tijd. In een TP-studie worden de verbonden ondernemingen alsook de transactie vooreerst op nauwkeurige wijze in kaart gebracht. Cruciaal hierbij is, zoals hoger aangegeven, de analyse inzake de uitgeoefende functies en gedragen risico’s door elk van de partijen. Ook alle andere factoren die een vergelijkbaarheid met niet-verbonden ondernemingen zouden kunnen beïnvloeden worden er in kaart gebracht. Met behulp van deze analyse worden een of meerdere toepasselijke TP-methodes bepaald. De TP-richtlijnen reiken hiertoe verschillende methodes aan: de Comparable Uncontrolled Price Method (intern of extern), de Resale Price Method, de Cost Plus Method, de Transactional Net Margin Method en de Profit Split Method. De keuze voor een bepaalde TP-methode is onder meer afhankelijk van de aard van de transactie (en inzonderheid het voorhanden zijn van vergelijkbare gegevens voor die welbepaalde transactie). Zo kan voor financiële transacties de CUP-methode worden aangewend waar dat voor het verstrekken van diensten of produceren van goederen minder of niet vanzelfsprekend is. Vervolgens dient de kwestieuze transactie (of haar onderdelen) rekening houdend met de gekozen TP-methode te worden vergeleken met vergelijkbare transacties in vergelijkbare omstandigheden tussen niet-verbonden ondernemingen. Het knelpunt hierbij is het vinden van vergelijkbare transacties in vergelijkbare omstandigheden. Op die manier kan men op onderbouwde wijze een marktconforme prijs voor een transactie tussen verbonden ondernemingen vastklikken. Belangrijk hierbij is dat de TP-studie voldoende wordt gedocumenteerd. In dit verband komt het ons aangewezen voor de documentatie te aligneren op de voorschriften van het EU Joint Transfer Pricing Forum, met name de EU Transfer Pricing Documentation (TPD). Deze voorschriften zijn er immers op gericht te voldoen aan de diverse nationale documentatieverplichtingen binnen Europa. Tevens wordt in dit verband best rekening gehouden met de administratieve circulaires van 28 juni 1999 en 14 november 2006. Uit bovenstaande blijkt dat een TP-studie op maat een bijzondere toegevoegde waarde kan bieden om binnen de toegelaten grenzen een en ander fiscaal te optimaliseren. In volgende bijdragen voor Taxforius werken we ter illustratie graag enkele concrete toepassingen uit.

Read more!