This website uses different kinds of cookies. You will find more information about the use of cookies in our cookie policy. You can adapt your cookie consent at any time via your browser settings. Further use of the website implies your consent to our cookie policy.

Accept

Newsletter registration

Fill in your email address below and automatically receive our newsletter in your mailbox!

Newsletter registration

Newsletters

Schenken van ‘hybride’ familiale vennootschappen – 4 minuten voor 12!

19/08/2024 - Arne Hanssens, Stijn Lamote

Vennootschappen met een reële economische activiteit kunnen - mits de voorwaarden voldaan zijn - aan gunstige tarieven geschonken (0%) of vererfd worden (3% of 7%). Deze gunstige overdrachtstarieven zijn in het leven geroepen om de continuïteit van de familiebedrijven te vrijwaren en een duurzame tewerkstelling te garanderen. Het moeten betalen van hoge rechten bij overdracht van de aandelen van het familiebedrijf aan een volgende generatie (voornamelijk bij overlijden) zou het behoud van het familiebedrijf in Vlaamse handen - en dus de tewerkstelling ervan - in gevaar kunnen brengen. Vandaag voorziet de regelgeving dat een vennootschap die een reële economische activiteit uitoefent, overgedragen kan worden aan de gunstige tarieven. Ongeacht de omvang van deze reële economische activiteit ten opzichte van de volledige waarde van de ruimere vennootschap. Het gunstregime voor de overdracht van familiale vennootschappen is dus een “alles-of-niets-regime”. In principe kan vandaag een vennootschap waarin naast een activiteit er ook € 1.500.000,00 passieve beleggingstegoeden zitten (bv roerende beleggingen of beleggingsvastgoed) dus aan het gunsttarief overgedragen worden, mits er in de vennootschap ook een activiteit zit, al is die relatief beperkt. Je zou hier kunnen spreken van hybride familiale vennootschappen. Bepaalde politieke partijen – die deelnemen aan de huidige Vlaamse regeringsonderhandelingen – zijn tegenstander van deze “alles-of-niets-benadering” en zien deze regelgeving liever gewijzigd. In het verleden werd al geopperd voor een “doorkijkregime”, waarbij enkel de activa binnen de vennootschap(sgroep) die aangewend worden voor de reële economische activiteit kunnen overgedragen worden aan de gunsttarieven. Vermogen dat niet aangewend wordt voor de economische activiteiten (de hierboven als voorbeeld gegeven roerende en vastgoedbeleggingen) zou aan de normale tarieven moeten overgedragen worden. Er kan al snel sprake zijn van een dergelijke “hybride” familievennootschap. Een vennootschap actief in een groothandel in machine onderdelen (goodwill waarde € 3.000.000,00) maar met een vastgoed (aan derden verhuurd) en beleggingen op de balans (waarde € 1.000.000,00) zou hierbij nog slechts voor drie vierden kunnen genieten van het voordelig regime. Vennootschappen die op vandaag volledig onder het gunstregime vallen, zouden binnenkort slechts beperkt van het gunstregime kunnen genieten of zelfs volledig uit de boot kunnen vallen. Starten op korte termijn met een (gecontroleerde) overdracht aan de volgende generatie is dus de boodschap.

Read more!

Lamote Stragier Advocaten in De Tijd - successieplanning

13/06/2024 - Stijn Lamote

Lamote Stragier is ondertussen een gekend huis, ook voor successieplanning. Stijn Lamote werd door de Tijd geïnterviewd als één van de vermogensexperten. LSA in De Tijd 13062024.pdf (lamotestragier.be)

Read more!

Is een (extra) vermogensbelasting een optie?

10/06/2024 - Stijn Lamote

Ondertussen zijn de stemmen geteld. Tijd voor een zo objectief mogelijk debat over een aantal zaken die in de verkiezingscampagnes ‘hot’ waren. Zo onder andere over de invoering (?) van een vermogensbelasting. 2% op het netto-vermogen boven de 5 miljoen euro en 3% op het netto-vermogen boven de 10 miljoen euro. Zeg maar dat je voortaan een rente van 2% betaalt op een deel van je eigen vermogen, niet aan de bank, maar aan de staat. In de wetsvoorstellen die al circuleerden was er zelfs geen volledige uitsluiting van de gezinswoning voor de berekening van de belastbare basis, en ook niet van aandelen in familiebedrijven (die laatste zijn tot nader order de motor van tewerkstelling en dus de kern van ons sociaaleconomisch weefsel); aandeelhouders van een familiebedrijf die jaarlijks 2% van de waarde van het bedrijf moeten ophoesten, kunnen dus maar beter zeker zijn dat het bedrijf jaarlijks netto 2% opbrengt, zoniet zet je de krimp op het bedrijf en op jouw vermogen. Vele partijen hebben verder de mond vol van een belasting op meerwaarde op aandelen die men privé aanhoudt, de ene voorziet een verzachting voor KMO-aandelen, de andere veel minder of niet. Politieke stemmen gaan ook op voor de globalisering van de inkomsten, waardoor ook interesten en dividenden niet langer aan een vast tarief (in principe 30%), maar wel progressief zouden belast worden (net zoals beroepsinkomsten). Over de pro’s en de con’s van een vermogensbelasting en aanverwanten is al genoeg gezegd en geschreven. Het is ook niet onze taak als vermogensadvocaten om daarin te adviseren of zelfs standpunt in te nemen. Het is voorts een emotioneel debat, waar de vermogende particulier niet altijd op een objectieve behandeling kan rekenen. Stellen dat de vermogende particulier geen vermogensbelasting wil betalen, is wellicht een dubbel fout uitgangspunt. Het instemmen met belastingen doe je immers niet ‘zomaar’. Een motivatie daarvoor zou bv. kunnen zijn dat je zo een nuttige bijdrage levert aan de gemeenschap. Maar veronderstelt dat niet er een plan is van kosten en uitgaven? Dat het idee niet leeft dat jouw bijdrage in een bodemloze put terecht komt waarbij er voor de gemeenschap weinig tot niets terugkomt? Wie geeft graag zakgeld aan zijn kind, als hij of zij vreest dat er niet de juiste dingen mee gedaan worden? Als belastingplichtige bekijk je graag het volledige plaatje. De vermogende particulier betaalt al heel wat ‘vermogens’belasting. We bekijken het even vanuit zijn portefeuille, niet vanuit de finale bestemming van de heffingen naar de diverse overheden. Er zijn belastingen die naar Europa vloeien en belastingen die naar de federale staat of de gewesten vloeien. Wie met zijn vermogen een wagen, nieuw gebouw, sierraden, … koopt betaalt 21% btw. Btw wordt lang niet beperkt tot verbruiksgoederen, maar is ook van toepassing op een hele resem patrimoniumgoederen, waaronder ook ‘nieuw’ vastgoed. Wie zijn geld belegt in bestaand vastgoed, betaalt 12% verkooprechten. Wie onroerende goederen aanhoudt, betaalt onroerende voorheffing. Wie effecten heeft, betaalt jaarlijks 0,15% effectentaks. Wie (reeds belast) vermogen heeft dat in zijn vennootschap zit en het naar hem privé wil laten overkomen, bv. naar aanleiding van een liquidatie van een vennootschap, betaalt 30% (er is een uitzonderingstarief van 15%) roerende voorheffing. Kort gesteld: wie als 50-jarige €1.000.000,00 heeft gespaard, en investeert in een (bestaand) vastgoed van € 400.000,00 (heffing 12%), een nieuw appartement van € 350.000,00 (heffing 21%) en het saldo op de beurs belegt, houdt nog maximaal € 878.500,00 vermogen over. Als de betrokkene komt te overlijden en hij heeft maar één erfgenaam (laten we hopen dat het in de rechte lijn is) dan zijn er ook nog eens € 163.065,00 erfbelastingen verschuldigd. Resterend vermogen: € 715.435,00. Bijna 30% van het vermogen is verdampt aan vermogensbelasting voor het een eurocent heeft opgebracht, en dat voor een vermogen ruim onder de ‘kaap’ van de hierboven genoemde 5 miljoen euro. Het brengt ons naadloos bij twee andere onderbelichte topics in de context van (al dan niet als vermogensbelasting) erkende heffingen. De niet indexering van de schalen in de erfbelasting. In 1997 legde men vast dat je op een geërfd vermogen in rechte lijn van meer dan € 250.000,00 (toen nog het equivalent van 10.000.000BEF) 27% erfbelasting betaalde. Vandaag is dat nog steeds zo; deze schijf van € 250.000,00 is nooit geïndexeerd. Indien men rekening had willen houden met de inflatie (en dus geen verkapte belastingverhoging op geërfd vermogen had willen doorvoeren), dan zou de schijf van € 250.000,00 vandaag op om en bij de € 450.000,00 moeten staan. Een ander uitwas van dezelfde erfbelasting vind je terug als je nagaat hoeveel erfbelasting je betaalt als je als broer of zus, neef of nicht erft van een kinderloze erflater: 55%. Het lijkt noch min noch meer op een fiscale plicht om je voort te planten (al hoewel iedereen gewild en ongewild het recht zou moeten hebben om dat niet te doen …), zoniet loert ook daar een extra vermogensbelasting; een fiscale dinosaurus, lijkt het wel. En welke (extra) vermogensbelasting wenst men juist in te voeren? Een oproep om dit debat te objectiveren, en minstens de reeds bestaande vermogensbelastingen in ogenschouw te nemen en deze tegen het (hedendaagse) licht te houden.

Read more!

De ‘gekwalificeerde’ bezoldigingstheorie

15/01/2024 - Stijn Lamote

Lamote Stragier Advocaten is contentpartner bij Business Vlaanderen. Lees het contentartikel ‘Is vastgoed voor privégebruik een aftrekbare kost in de vennootschap?’ Meer info: stijn@lamotestragier.be

Read more!

De bierroute by LSA

07/11/2023 - Stijn Lamote, Arne Hanssens

LSA was de uitvinder en pionier van de zgn. bierroute. Dit is een techniek om roerende goederen te schenken zonder schenkbelasting. Een uitgebreide analyse van deze techniek en de toepassingsvoorwaarden ervan vind je in de Fiscale Actualiteit nr. 30. Meer weten over de bierroute? Ons team staat voor jou klaar.

Read more!

Partner Business Vlaanderen

24/10/2023 - Bram Stragier, Stijn Lamote

Lamote Stragier Advocaten is contentpartner geworden bij Business Vlaanderen. In de editie 2023/5 verschijnt alvast een artikel met de voorstelling van ons recent uitgebreide kantoor, en een eerste contentartikel Tax Gamechangers in M&A. Bij LSA 3.0 hoort ook een nieuwe advertentie. Een groter team, meer gezichten … maar met één DNA: kwalitatief, op hoog tempo en in begrijpbare taal. En met een unieke twee-eenheid tussen M&A en Tax. We act as one.

Read more!

Liquidatiereserve na de verkoop van aandelen? Hof Gent brengt goed fiscaal nieuws voor M&A praktijk.

21/09/2023 - Stijn Lamote

Ons kantoor heeft in een procedureslag met de fiscale administratie een belangrijke uitspraak over de fiscale streep getrokken, een uitspraak met een grote praktische relevantie voor de fiscale advieswereld in het algemeen en de fiscale issues rond de verkoop van bedrijven in het bijzonder. Groot of klein zijn maakt als vennootschap een groot fiscaal verschil uit. Voor kleine vennootschappen is een resem van fiscale gunstmaatregelen voorzien in de inkomstenbelastingen zoals de investeringsaftrek of het systeem van de liquidatiereserve. Groot ben je als je twee van de drie groottecriteria overschrijdt - de groottecriteria zijn 50 personeelsleden, omzet van € 9.000.000,00 en/of een balanstotaal van € 4.500.000,00. Door het consistentiebeginsel word je pas groot nadat twee opeenvolgende jaren de groottecriteria zijn overschreden, maar word je ook pas terug klein nadat die criteria opnieuw twee opeenvolgende jaren niet zijn overschreden. Of je groot of klein bent wordt ook geconsolideerd bekeken, bv. een individueel kleine moedervennootschap met een grote 100% dochtervennootschap wordt toch als groot beschouwd. Beide beginselen, de consistentie en de consolidatie, hebben een spanningsveld gecreëerd. En daar heeft het Hof Gent in haar arrest van 19 september 2023 klaar en duidelijk in getrancheerd. Een holding (die op zich klein was) verkocht een gelieerde vennootschap (die individueel groot was) en wou in het jaar van verkoop genieten van de fiscale gunstmaatregelen voor kleine vennootschappen. De fiscus wees evenwel op het consistentiebeginsel, en nam het standpunt in dat de holding nog twee jaar groot bleef (en dus bv. geen investeringsaftrek kon genieten, maar ook geen liquidatiereserve aanleggen, in het jaar van verkoop). Wij namen het standpunt in dat, doordat de consolidatie weggevallen was – de gelieerde vennootschap was verkocht in de loop van het boekjaar – de holding retroactief (voor de vorige twee jaar) individueel moest bekeken worden en dus het label van ‘klein’ moest opgekleefd krijgen. We verwezen daarbij onder meer naar de bedoelingen van de Europese en Belgische wetgever die uitgaan van het principe ‘denk eerst klein’. De kleine vennootschap is de regel, de grote vennootschap is de uitzondering. Deze redenering is door het Hof onderschreven. Het fiscale impact voor de M&A praktijk is buitengewoon groot: deze uitspraak houdt in dat als een private holding een grote vennootschap verkoopt, ze onmiddellijk terug individueel moet benaderd worden en dus per veronderstelling klein wordt. Bijgevolg kan ze in het jaar van verkoop een liquidatiereserve aanleggen op de gerealiseerde meerwaarde n.a.v. de verkoop van aandelen en de verkoopprijs dus met 10% liquidatieheffing (als de holding wordt geliquideerd) of 15% liquidatieheffing (als de holding wordt aangehouden) laten doorstromen naar de achterliggende privé-aandeelhouder. Door het (verrassende) standpunt van de fiscus, overigens bevestigd in eerste aanleg door de rechtbank van Brugge, was die mogelijkheid twijfelachtig geworden, en diende eventueel het reguliere dividendtarief van 30% te worden betaald (aangezien grote vennootschappen geen liquidatiereserve kunnen aanleggen). We houden u op de hoogte of de fiscus al dan niet berust in deze casus. Wie kopie wil van het arrest kan dit opvragen bij: stijn@lamotestragier.be

Read more!

Fiscale regularisaties, last call!

19/09/2023 - Stijn Lamote, Tom Bostoen

Sedert 2016 is er een regularisatiemogelijkheid om fiscaal onzuivere situaties recht te zetten. U betaalt hiervoor: een heffing tegen het tarief dat van toepassing was op het ogenblik van de inbreuk, verhoogd met 25 procentpunten (bijvoorbeeld een btw-ontduiking wordt belast tegen 21%+25% ofwel 46%), op inkomsten die fiscaal nog niet zijn verjaard; een vlakke heffing tegen het tarief van 40% op fiscaal verjaarde kapitalen. Vaak komen dergelijke situaties aan het licht naar aanleiding van de intentie om patrimonium uit het buitenland naar een Belgische bankrekening te repatriëren of uit een kluis op een Belgische bankrekening te plaatsen. De bank zal immers, in het kader van haar witwasverplichtingen, het bewijs willen zien dat de tegoeden hun normaal fiscaal regime hebben ondergaan, wat men op heden vaak niet meer weet, laat staan dat dit nog te bewijzen valt. De enige mogelijkheid die dan soms nog rest is om te regulariseren en de regularisatieheffing te betalen aan de Belgische staat. Gedeeltelijke regularisaties zijn daarbij uit den boze. Wie kapitaal in het buitenland heeft, dient dit volledig te regulariseren, dan wel het legaal karakter ervan met (keiharde) stukken aan te tonen. Op basis van rechtspraak van de rechtbank van Brussel kan de rulingcommissie op basis van een door de belastingplichtige opgemaakte gedetailleerde indiciaire afrekening in bepaalde gevallen wel bereid gevonden worden om een deel van het vermogen op basis van vermoedens als van legale oorsprong te aanvaarden. Maar dan moet de dossieropbouw goed en stevig in elkaar zitten. Het systeem van de fiscale regularisaties gaat na 31 december 2023 definitief op de schop. Uit vertrouwelijke bron vernemen wij dat er geen verlenging komt. Aangiften die ingediend worden voor deze datum zullen wel nog behandeld worden door de bevoegde commissie. Voor regularisaties vanaf 1 januari 2024 zal de BBI/ het parket moeten worden aangeschreven, wat wellicht in een ander boetekader zal plaatsvinden. Wie nog met (vragen omtrent) een regularisatie op de lever ligt, schiet best nu uit de sloffen om de deadline te halen. Dergelijke dossiers hebben immers sowieso een lange doorlooptijd (o.a. opvragen van bankhistorieken … om nog maar te zwijgen van een indiciaire afrekening); op 31/12/2023 is het onherroepelijk voorbij. Voor verdere vragen omtrent fiscale regularisaties of bijstand bij uw regularisatiedossier kunt u steeds contact opnemen met ons via: stijn@lamotestragier.be tom@lamotestragier.be

Read more!

LSA next level: 7 nieuwe collega’s ingecheckt!

14/09/2023 - Bram Stragier, Stijn Lamote

Lamote Stragier Advocaten staat voor kwaliteit, maar ook voor dienstverlening “op het tempo van de ondernemer” en dat met een unieke combo tussen tax & ondernemingsrecht/M&A. Gezien de klantenbasis blijft groeien, krijgen we de kans om ons team op te schalen tot 22 LSA’ers. Onze 7 nieuwe mensen: 2 vennoten-advocaten Jens Rau stapt over van het kantoor Belexa, waar hij managing partner was – ondernemingsrecht & M&A Marnix Van Keirsbilck stapt over van het fiscaal nichekantoor Dumon, Sablon & Vanheeswijck, waar hij vennoot was – fiscaal recht met focus op internationale fiscaliteit en vennootschapsbelasting 4 medewerkers-advocaten Joeri Coelus - 5 jaar actief als fiscaal jurist - team fiscaliteit met focus op tax & M&A Cara Van Geenberghe - 4 jaar actief als advocaat - ondernemingsrecht & M&A Florian Dewulf - ondernemingsrecht Joren Van Poucke - team fiscaliteit met focus op vermogensplanning 1 Paralegal Delphine D’Hulster, sinds 2016 actief als paralegal, neemt deze functie voortaan waar in LSA Behoorlijk wat extra ervaring dus. Meer info per nieuweling vind je op onze website.

Read more!

Verkoop van aandelen: checklist voor de verkoper

09/10/2018 - Bram Stragier, Stijn Lamote

Dat een geslaagde overname staat of valt met een goede voorbereiding en dito begeleiding, is een open deur intrappen. Er bestaat geen algemeen toepasbaar draaiboek en iedere overname is verschillend. Wel zijn er een aantal terugkerende issues die telkens een invulling dienen te krijgen. Deze invulling varieert van zeer gunstig voor de verkoper, over evenwichtig, tot zeer gunstig voor de koper.

In deze bijdrage staan we even stil bij enkele van deze issues, zonder limitatief te willen zijn.

Wij vertrekken hierbij uit het perspectief van de verkopende partij. We gaan met andere woorden na met welke invulling de verkoper het meest gebaat kan zijn.

Letter of intent

Vaak begint het acquisitieproces met een letter of intent. Wij lichtten de brede variatie aan mogelijke afspraken reeds toe in een vorige bijdrage (Letter of Intent bij aandelenoverdrachten: niet vrijblijvend). De verkopende partij zal er normaliter belang bij hebben om deze afspraken zo concreet en bindend mogelijk te maken, om zich maximaal in te dekken tegen het afspringen van de deal. Dit betekent dat de verkoper erop zal toezien dat er in de letter of intent een akkoord is over finale prijs en voorwerp, en dat de ‘escape’- routes (bv. opschortende voorwaarden) voor de koper goed afgelijnd zijn.

Non-disclosure agreement

Een koper wil zich vergewissen van alle financiële, boekhoudkundige, commerciële, en operationele aspecten van de over te nemen vennootschap. De ongebreidelde toegang tot deze informatie houdt voor de verkoper een belangrijk risico als de deal alsnog zou afspringen. De informatie die de koper geabsorbeerd of zelfs gekopieerd heeft, zou immers kunnen ingezet worden om de vennootschap achteraf te beconcurreren. De verkoper doet er goed aan om een sluitende confidentialiteitsverplichting op te leggen aan de koper, vooraleer toegang te verlenen tot de – vaak gevoelige – bedrijfsinformatie. Hieraan worden best forfaitaire schadevergoedingen gekoppeld. Idealiter voorziet men ook een cliëntenbeding (bv. als de deal niet doorgaat, zal de koper gedurende een bepaalde termijn de cliënten van de vennootschap niet bedienen), en een niet-afwervingsbeding m.b.t. het personeel. Marktbevraging leert dat in 60% van de overnames met non-disclosure agreements wordt gewerkt.

Due diligence

Het is aanbevolen om goede afspraken te maken over het verloop van het due diligence onderzoek. Zal dit gebeuren, hoe zal dit gebeuren en wat is de concrete bedoeling ervan? Mag de koper alle lokalen betreden en met het personeel spreken? Dit moet op maat gesneden worden van de gevoeligheden van de target en de sector. Zo kan de verkoper ermee gebaat zijn om te werken met een gesloten ‘data-room’, met een verbod op het nemen van kopieën. In ongeveer 80% van de overnames wordt de due diligence via een virtuele dataroom georganiseerd. Vaak wil de verkoper ook niet dat de resultaten van het due diligence onderzoek ingezet worden om de prijs te drukken. In dat geval krijgt de koper enkel de mogelijkheid om uit de deal te stappen indien het due diligence onderzoek betekenisvolle, negatieve zaken aan het licht zou brengen. De mogelijke impact van de conclusies van het due diligence onderzoek wordt best duidelijk vastgelegd in de Letter of Intent.

Verklaringen en waarborgen

Als alles voorspoedig verloopt, sluiten partijen finaal het overname contract of ‘SPA’ (Share Purchase Agreement).

In haast alle overnamecontracten vindt men verklaringen en waarborgen van de verkoper terug. In de regel zal de koper vragen dat de verkoper verantwoordelijk blijft voor alle schadegevallen die na de overname opduiken en die teruggaan op feiten of handelingen uit het verleden. In de meerderheid van de gevallen zal de verkoper ook bijzondere waarborgen afleggen voor specifieke risico’s die de koper n.a.v. het due diligence onderzoek ontdekt heeft.

De concrete invulling van deze waarborgregeling kan overhellen in het belang van de koper of van de verkoper. Opnieuw is contractuele duidelijkheid een must, zowel op procedureel als op inhoudelijk vlak.

Zo is er haast steeds een uitgeschreven procedure voor het geval er spreekwoordelijke ‘lijken uit de kast’ zouden vallen. De verkoper is hier gebaat met procedurele beperkingen op mogelijke claims. De verkoper kan ook proberen om ook inhoudelijke beperkingen op de verklaringen en waarborgen in te bouwen, zodat de blootstelling aan post-acquisitieclaims zo klein mogelijk wordt:

  • De verklaringen en waarborgen kunnen op zich beperkt worden tot bv. bepaalde materies (bv. enkel fiscale en sociale materies en geen operationele zaken of productaansprakelijkheid);
  • De termijn om claims in te dienen, kan beperkt worden in de tijd; in haast alle overnames is er een dergelijke tijdsbeperking begrepen; meestal bedraagt die 2 jaar; voor fraude of fiscale, sociale en milieu-problematieken is de termijn meestal langer;
  • De claims kunnen op verschillende manieren beperkt worden in bedrag: De zgn. ‘de minimis clauses’: schadeclaims die een lagere inzet hebben dan een vastgestelde drempel, zijn niet toelaatbaar; deze drempel varieert in de regel tussen de 0.05% en 0.25% van de koopprijs; vaak voorziet men ook een gecumuleerd minimum voor het geval er verschillende, kleinere schadeclaims zouden zijn; aldus vermijdt men claims en procedures voor relatief onbelangrijke bedragen; De zgn. ‘caps’: het maximumbedrag waartoe een verkoper kan aangesproken worden; dit plafond varieert tussen de 10% en 100% van de koopprijs, waarbij percentages tussen de 15% en 30% meest courant zijn;
  • Bij de begroting van de schadevergoeding wordt enkel de eigenlijke impact van het schadegeval op het eigen vermogen van de vennootschap weerhouden, zonder rekening te houden met de gevolgschade of de eventuele recurrente effecten op de winst, en abstractie makend van wijze waarop de prijs tot stand gekomen is (bv. Ebitda-factor); een voorbeeld kan dit verduidelijken: het afhaken van een belangrijke klant nà de overname, omdat er vóór de overname fouten gebeurd zijn, heeft geen impact op het gewaarborgde, eigen vermogen van de vennootschap, maar wel op toekomstige winst ervan; indien de schadevergoeding contractueel geënt wordt op het gewaarborgde, eigen vermogen zal de verkoper hiervoor niet kunnen aangesproken worden;
  • De eventuele schadevergoeding neemt de vorm aan van een prijsvermindering waardoor schadegevallen die een aftrekbare kostenpost uitmaken voor de vennootschap, slechts aanleiding geven tot een schadevergoeding verminderd met het tarief in de vennootschapsbelasting;
  • Men kan eventueel ook voorzien dat eventuele positieve variaties of onverwachte meerwaarden t.a.v. de gewaarborgde overnamebalans, gecompenseerd worden met de vastgestelde schadegevallen. Uiteraard dienen ook verzekeringsuitkeringen die betrekking hebben op de schadegevallen in mindering te worden gebracht van de schadeclaim.
  • ...

Disclosures

Een vaak terugkerend debat is dat over de omvang van de disclosures. Dit is gekoppeld aan de verklaringen en waarborgen die de verkoper meestal aflegt. Disclosures zijn de zaken waarvan de koper vóór de contractsluiting kennis heeft, bv. uit het due diligence onderzoek, of omdat deze zaken publiek beschikbaar zijn. Dergelijke zaken kunnen geen aanleiding geven tot schadeclaims achteraf, omdat ze economisch gezien geacht worden verdisconteerd te zijn in de prijs. Men kan het ook beschouwen als uitzonderingen op de verklaringen en waarborgen. De verkoper zal wensen dat de disclosures zo ruim mogelijk zijn, om het risico op claims te minimaliseren. Het vastklikken van de afspraken hieromtrent is essentieel om de postacquisitiepositie van de verkoper zo sterk mogelijk te maken.

Het verzekeren van de betaling van de prijs

De eigendomsoverdracht gebeurt – uiteraard – pas tegen betaling van de prijs. Het hoeft weinig betoog dat de verkoper best gediend is met een onmiddellijke betaling. Ingeval er toch een uitgestelde betaling voorzien wordt (een vendor loan of een earn-out), zijn er best solide waarborgen die de inning van het saldo van de prijs verzekeren.

Verdere samenwerking koper - verkoper

De Koper vraagt niet zelden dat de verkoper nog (even) actief blijft in de overgenomen vennootschap, onder meer om de integratie van de nieuwe eigenaar en medewerkers te versnellen. Soms voorziet men ook een samenwerking op middellange termijn. Dit is niet altijd evident, al zeker niet wanneer de verkoper ook nog een deel van zijn prijs op de aandelen ontvangt op basis van toekomstige resultaten (een zgn. ‘earn-out’). De verwachtingen en doelstellingen van beide partijen moeten hierbij tot in de diepte uitgepraat en vastgelegd worden om ook dit aspect van de transitie te doen slagen.

De optimale verkoop van een bedrijf is een uitvoerig proces waar niets aan het toeval kan overgelaten worden. Het loont de moeite om hiervoor de tijd te nemen en professioneel advies in te winnen. Vaak wordt immers een stuk levenswerk verkocht. Een goed uitgebalanceerde opbouw van het overnametraject, zowel op financieel, operationeel als juridisch vlak, is een must.