Newsletter registration
Fill in your email address below and automatically receive our newsletter in your mailbox!
10/10/2025 - Thomas Storme, Stijn Lamote
In het kader van de begroting 2026 heeft de Vlaamse Regering een voorontwerp klaar tot wijziging van het gunstregime voor de schenking of vererving van familiebedrijven. Waarover gaat het? Familiebedrijven, uitgebaat als éénmanszaak of via vennootschap, kunnen voordelig worden overgedragen via schenking of erfenis. Bij schenking geldt een vrijstelling van schenkbelasting, bij overlijden geldt een vlak tarief in de erfbelasting van 3% (voor kinderen en/of partner) of 7% (voor alle anderen). Wat verandert er? De Vlaamse Regering kondigt aan om residentieel vastgoed (bestemd voor bewoning) uit te sluiten van het gunstregime. Ook al komen de aandelen van een familiale vennootschap in principe in aanmerking voor het gunstregime, dan zal dat maar meer voor de waarde zijn exclusief het residentieel vastgoed. Wat verandert er niet? Om van het gunstregime te genieten moet het nog steeds om een familiebedrijf gaan met een economische activiteit. Hiermee wordt bedoeld: een nijverheid-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf, dan wel een vrij beroep. Het gunstregime blijft niet van toepassing op pure patrimonium- en managementvennootschappen. De uitsluiting treft enkel residentieel vastgoed. Ander vastgoed (b.v. magazijnen, kantoren) wordt niet uitgesloten, ook niet indien dit niet voor de eigen activiteit wordt gebruikt maar wel verhuurd wordt aan derden. Ook gelbeleggingen of toegestane leningen binnen de vennootschap worden niet uitgesloten. Waarom doet de Vlaamse Regering dit? Reeds in het regeerakkoord kondigde de Vlaamse Regering aan fiscale achterpoortjes te willen sluiten. De Vlaamse Regering doelde daarbij onder meer op het feit dat residentieel vastgoed, dat ze als puur privaat patrimonium beschouwt, mee voordelig kan worden overgedragen indien dit wordt aangehouden door een vennootschap waarbinnen een familiebedrijf is georganiseerd. Door het uitsluiten van residentieel vastgoed rekent de Vlaamse Regering op een meeropbrengst van afgerond 13 miljoen euro voor begrotingsjaar 2026. Hoe wordt residentieel vastgoed concreet uitgesloten? Voor vennootschappen worden alle onroerende goederen die voor bewoning worden aangewend of bestemd uitgesloten. Het gaat zowel om residentieel vastgoed dat rechtstreeks wordt aangehouden door de vennootschap waarvan de aandelen worden geschonken of vererfd, als over residentieel vastgoed aangehouden door dochtervennootschappen indien de participatie daarin minstens 10% bedraagt. Een bedrijfsrevisor of gecertificeerd accountant dient in een bijzonder verslag de mate te bepalen waarin de waarde van het uitgesloten residentieel vastgoed wordt gereflecteerd in de waarde van de aandelen. De vraag rijst of daarbij schulden in mindering kunnen worden gebracht. Bij de schenking of vererving van aandelen zal de waarde van de aandelen aldus worden opgesplitst in een kwalificerend en een uitgesloten deel. Op het uitgesloten deel zijn de normale tarieven inzake roerende (en dus niet onroerende!) goederen van toepassing. Op basis van het bijzonder verslag van de bedrijfsrevisor/gecertificeerd accountant, kan bij de Vlaamse Belastingdienst een attest worden verkregen waarin de opsplitsing tussen het kwalificerend en het uitgesloten deel wordt bevestigd. Dergelijk attest blijft geldig voor 60 dagen. Er wordt geen uitzondering voorzien voor woningen die in het kader van de bedrijfsvoering worden aangewend zoals b.v. een conciërgewoning, woningen ter beschikking gesteld of verhuurd aan buitenlands personeel, etc. Er wordt evenmin een uitzondering voorzien voor vennootschappen die professioneel residentieel vastgoed verhuren (b.v. professionele aanbieders van studentenhuisvesting). Vanaf 1 januari 2026 De uitsluiting van residentieel vastgoed is nog geen definitieve wetgeving. Op heden ligt er nog maar een voorontwerp van decreet voor. Aanpassingen zijn nog mogelijk, maar de principiële beslissing lijkt ons te zijn genomen en zal wellicht inwerking treden per 1 januari 2026. Meer dan ooit de moeite om de successieplanning voor einde 2025 onder de loep te nemen, zeker als er residentieel vastgoed in de vennootschapsgroep zit.
Read more!18/09/2025 - Stijn Lamote, Joren Van Poucke
Met de publicatie van de Programmawet van 18 juli 2025 in het Belgisch Staatsblad (29 juli 2025) heeft de wetgever belangrijke wijzigingen doorgevoerd aan het stelsel van de liquidatiereserves.Onder de oude regeling konden vennootschappen (KMO’s) op hun winst na belastingen liquidatiereserves aanleggen mits een bijkomende heffing van 10%. Na een wachttijd van 5 jaar konden deze reserves worden uitgekeerd aan het verlaagde tarief van 5% roerende voorheffing. Bij liquidatie van de vennootschap zijn zij volledig vrijgesteld van roerende voorheffing. In de nieuwe regeling wordt de wachttijd verkort van 5 jaar naar 3 jaar. Daar staat tegenover dat het tarief van de roerende voorheffing bij uitkering na deze wachtperiode van 3 jaar wordt verhoogd van 5% naar 6,5%. Aan de 0% bij liquidatie wordt niets gewijzigd. Deze wijziging is van toepassing voor liquidatiereserves die worden aangelegd vanaf 1 januari 2026. Voor liquidatiereserves die vóór 1 januari 2026 zijn aangelegd, geldt een keuzemogelijkheid: men kan ofwel de oude regeling behouden, ofwel de nieuwe regeling toepassen. Hieronder een overzicht: Liquidatiereserves die worden aangelegd vóór 1 januari 2026 kunnen worden uitgekeerd aan het tarief van: 5% indien ze gedurende minstens 5 jaar worden aangehouden; 6,5% indien ze gedurende minstens 3 jaar worden aangehouden; Dit betekent dat liquidatiereserves die u vandaag al drie jaar hebt aangehouden, per direct kunnen uitgekeerd worden aan 6,5% in plaats van 5%; per € 100.000,00 gaat dit om € 1.500,00 extra belasting. In heel wat gevallen een opportuniteit. De uitkering kan via het dividend op de jaarvergadering of via een tussentijds dividend, los van de datum van de algemene vergadering.
Read more!15/09/2025 - Tom Bostoen, Stijn Lamote
In navolging van de Programmawet dd. 18 juli 2025 zijn de regularisatielijnen sinds 8 augustus, na ruim anderhalf jaar, opnieuw geopend. Kapitalen en inkomsten waarvan het legaal karakter niet vaststaat (of beter: niet kan bewezen worden) kunnen bij deze terug worden gezuiverd door een fiscale regul 5.0.. In de grond is er weinig gewijzigd ten opzichte van de vorige regeling, naast enkele bijgewerkte formuleringen en de verduidelijking dat grensoverschrijdende btw-fraude met bedragen boven de 10.000.000 EUR uitgesloten wordt, heeft de wetgever enkel de tarieven met 5 procentpunt verhoogd: Met deze herinvoering komt de wetgever tegemoet aan een duidelijk verzoek vanuit de financiële sector. Het gaat hierbij vaak om situaties waarbij (klein)kinderen een nalatenschap erven die blijkt te bestaan uit activa geparkeerd in het buitenland (bankrekeningen, onroerende goederen, goudstukken, …). Belgische banken weigeren (in het kader van hun witwasverplichtingen), behoudens keiharde bewijzen over de oorsprong, steevast om dergelijke kapitalen naar België te repatriëren. En dan zit je vast, vaak onterecht, maar het is de realiteit. op inkomsten die fiscaal nog niet zijn verjaard: u betaalt een heffing tegen het tarief dat van toepassing was op het ogenblik van de inbreuk, verhoogd met 30 procentpunten (bijvoorbeeld inzake btw: 21% + 30% ofwel 51%); op fiscaal verjaarde kapitalen: u betaalt een vlakke heffing van 45% (het verminderd tarief voor situaties te goeder trouw, heeft de finale wetteksten niet gehaald) Als (klein)kind is het voorleggen van die bewijzen veelal een onmogelijke opdracht, waardoor deze kapitalen simpelweg onbruikbaar worden. De nieuwe regularisatieronde biedt in die zin nieuwe opportuniteiten. Praktijkervaringen bij het regulariseren van kapitaal die de bittere pil iets kunnen verlichten: Een goede dossieropbouw en het verzamelen van bewijsstukken is aldus de boodschap. Met onze meer dan 25 jaar ervaring bij fiscale reguls kunnen we u daarin de juiste richting uitsturen. Er mag geregulariseerd worden op de oorspronkelijke waarde van het kapitaal. Stel nu dat u 1 KG goud heeft aangekocht in 1970 maar u niet beschikt over de bewijzen dat de aankoop met legale gelden plaatsvond, dan kunt u regulariseren op basis van de goudwaarde in 1970 (mits u de aankoop kunt situeren in 1970) die een heel pak lager ligt dan op vandaag. Vaak kan het legale karakter van een deel van het kapitaal wel worden aangetoond, eventueel zelfs op basis van een gedetailleerde en onderbouwde indiciaire afrekening. U betaalt de heffing dan uiteraard enkel op het niet-aantoonbare gedeelte. Voor alle duidelijkheid, de mogelijkheid tot regularisaties inzake erfbelasting (Vlaamse materie) is nooit verdwenen en staat tot op vandaag nog steeds open. Meer info: stijn@lamotestragier.be tom@lamotestragier.be
Read more!11/09/2025 - Manuel Meul, Ralph Verduyn
De fiscus past de laatste jaren bij iedere rechtzetting een belastingverhoging toe, op automatische piloot. Met de goede trouw van de belastingplichtige en het veelal complexe karakter van de fiscale regelgeving werd daarbij zelden rekening gehouden. De in de wet voorziene mogelijkheid om “bij ontbreken van kwade trouw” geen belastingverhoging van 10% toe te passen werd in de praktijk nauwelijks toegepast door de fiscus, daarin al te vaak bijgetreden door de rechtspraak. Met de programmawet van 18 juli 2025 werd het wetgevend kader aangepast inzake de inkomstenbelastingen, waardoor er voortaan bij een eerste te goeder trouw begane overtreding wordt afgezien van het opleggen van een belastingverhoging van 10%. De wetgever heeft hierbij een zogenaamd “weerlegbaar vermoeden van goede trouw” ingevoerd in hoofde van de belastingplichtige voor deze eerste overtreding. De fiscus kan in deze situatie slechts overgaan tot het opleggen van een belastingverhoging van 10% wanneer zij het bewijs levert dat de belastingplichtige niet te goeder trouw is. Dit “weerlegbaar vermoeden van goede trouw” geldt niet voor aanslagen die van ambtswege worden gevestigd (bv bij laattijdige aangifte). Wie in een dergelijk geval de belastingverhoging van 10% wegens een eerste overtreding (in geval van afwezigheid van fraude) wenst te vermijden zal zelf het bewijs moeten leveren van goede trouw. Het blijft koffiedik kijken hoe de fiscus deze regels in de praktijk zal toepassen. Een recente circulaire van 18 juli 2025 waarin een cryptisch onderscheid wordt gemaakt tussen goede trouw, het opzet om belastingen te ontduiken en nog iets daartussen (geen goede trouw maar ook geen opzet om belastingen te ontduiken) en waarbij zeer stringente voorbeelden van goede trouw worden gegeven voorspelt alvast weinig goeds. Mogelijk zal men sneller teruggrijpen naar het weerhouden van fraude (en dus belastingverhogingen van minstens 50%) om dergelijke terminologische discussies te vermijden. De hiervoor besproken wijzigingen zijn volgens de programmawet van 18 juli 2025 van toepassing op aanslagen ingekohierd vanaf 29 juli 2025. Met deze datum van inwerkingtreding heeft de wetgever zich ons inziens vergaloppeerd. Belastingverhogingen, ook deze van 10%, zijn immers administratieve sancties met een strafrechtelijk karakter in de zin het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Uit dit Verdrag wordt het beginsel van de retroactieve werking van mildere strafwet afgeleid, beginsel dat primeert op het Belgische recht. Het nieuwe systeem (afzien van belastingverhoging en vermoeden van goede trouw) geldt ons inziens dan ook bij eerder gevestigde aanslagen die vandaag nog in debat zijn (bezwaar fase of gerechtelijke fase) of kunnen getrokken worden. De gevolgen van de vernietiging van een belastingverhoging van 10% kunnen ver reiken. Veel aanslagen vallen in hun geheel weg als de belastingverhoging wegvalt; als er een belastingverhoging van 10% is kunnen de verliezen van het boekjaar of de overgedragen verliezen en andere tax assets van het verleden immers niet met de rechtzetting gecompenseerd worden. Als de belastingverhoging wegvalt, kan dat wel, waardoor zelfs de volledige aanslag kan wegvallen. Review uw fiscale dossiers in betwisting!
Read more!09/07/2025 - Stijn Lamote, Arne Hanssens
De meerwaardebelasting in de personenbelasting (Jambontax) op aandelen komt eraan, met zekerheid. De ontwerpwetteksten met betrekking tot de modaliteiten ervan gaan (letterlijk) van rechts naar links maar een definitief ontwerp – goedgekeurd door het kernkabinet - is er voor de goede orde nog steeds niet. Voor financiële activa (veel ruimer dan alleen maar beursaandelen) komt er een meerwaardebelasting van 10%; de voetvrijstellingen zijn nauwelijks het vermelden waard. Voor aanmerkelijke belangen (20% van de rechten in een vennootschap, te bekijken per belastingplichtige) geldt een gunstiger regime waardoor de eerste 10 miljoen euro aan meerwaarde feitelijk maar aan 3,4% wordt belast (voetvrijstelling en opklimmend tarief). Emigreren zal vanaf 2026 geen soelaas brengen. Één rode draad blijft in alle ontwerpen: de Jambontax geldt pas voor meerwaarden gerealiseerd vanaf 1 januari 2026, en slechts ten belope van de meerwaarde die (verder aan)groeit vanaf 1 januari 2026; meerwaarden in de mate die reeds latent aanwezig waren voor deze datum, maar nog niet gerealiseerd, worden niet geviseerd. Voorbeeld: aankoop aandelen in 2020 voor 30, waarde eind 2025 van 80, verkoop tegen 100 in 2028: meerwaarde te belasten is 20. Een korte weergave van de voorlopige ontwerpwetteksten vind je in de presentatie via de link. Handelen doen we nu best weloverwogen en op basis van de uit onderhandelde teksten; er zit binnen de regering spanning op dit meerwaardetax dossier en dit geeft blijkbaar aanleiding tot bokkesprongen in alle richtingen… en we zijn nog niet aan de meet. Daarenboven komt de tax er pas volgend jaar aan. Vanaf 21 juli verwachten we (meer) uit onderhandelde teksten, op basis daarvan komen we per direct bij jullie terug: met de definitieve regels en – zoals het ons ondertussen kenmerkt – met een voorstel van praktische aanpak. Tot binnenkort!
Read more!03/02/2025 - Arne Hanssens, Manuel Meul, Stijn Lamote
Hierbij vindt u een bulletsynthese van de fiscale aspecten van het Federaal Regeerakkoord per 31/1/2025. We houden u stipt op de hoogte van de verdere evoluties terzake. Zodra de (ontwerp)wetteksten circuleren, volgt de definitieve datum en uitnodiging voor ons cliëntenseminarie. LSA slideshow
Read more!27/01/2025 - Stijn Lamote
De onderhandelingen omtrent de fiscale hervormingen lijken in de laatste rechte lijn te zitten. Hierna de eyecatchers in bullets: - Taks effectenrekeningen: 0,25% - DBI systeem: bedrijven met minder dan 250 werknemers: ongewijzigd bedrijven met minstens 250 werknemers: de € 2.500.000,00 minimuminvesteringsdrempel wordt € 4.000.000,00 / de alternatieve 10% grens blijft ongewijzigd – het gaat (wil men genieten van de vrijstelling) niet meer om beleggingen in aandelen, wel om participaties die de aard van financieel vast actief (structurele participaties) hebben - private meerwaardebelasting op aandelen (“solidariteitsbijdrage”): enkel voor “waardegroei” vanaf inwerkingtreding wet voetvrijstelling van € 5.000.000,00 voor (niet-beursgenoteerde) bedrijven waarin je voor minstens 5% participeert tarief: 5% opmerking: geldt ook voor meerwaarde op aandelen ikv aandelenoptieplannen, alsook voor meerwaarden op crypto activa afwijking voor “carried interest” plannen: tarief tot 30% (enkel voor toekomstige plannen) - VVPRbis en liquidatiereservesystematiek worden op elkaar afgestemd VVPRbis wordt behouden liquidatiereserve wordt aangepast: tarief wordt 10% bij aanleg en 6,5% bij uit kering; wachttermijn krimpt van 5 naar 3 jaar - de minimumbezoldiging voor de bedrijfsleider stijgt door naar € 50.000,00 op jaarbasis, voortaan te indexeren (mag daarenboven nog maximaal voor 20% uit voordelen alle aard bestaan)- vennootschappen die in een DBI-bevek investeren, kunnen de vrijstelling op de return behouden mits er in het jaar van uitkering een minimumbezoldiging is zoals hierboven beschreven - KMO’s kunnen terug degressief afschrijven De hervorming is uiteraard breder; onder andere wordt ook in meer algemene termen aangekondigd: een verduidelijkt kader voor wat betreft het 6% tarief in de bouwsector, daarnaast nieuwe fiscale procedureregels met meer clementie voor belastingplichtigen te goeder trouw versus een nieuwe fiscale regularisatieronde. Dit alles moet nog uitgediept en verfijnd worden, en wellicht komen er ook nog wijzigingen in de laatste rechte lijn. Maar de ingrediënten voor de menu liggen wel steeds duidelijker op tafel. Wordt zeer binnenkort vervolgd.
Read more!03/12/2024 - Stijn Lamote, Tom Bostoen
Ons kantoor is ondertussen gepokt en gemazeld in fiscale betwistingen in landbouwdossiers, meer bepaald rond de acties van de fiscale administratie om belastingplichtigen in de personenbelasting die hun winst forfaitair aangeven alsnog te taxeren op hun werkelijke winsten. De fiscus maakt daartoe een wedersamenstelling van de werkelijke winst aan de hand van bankuittreksels, btw listing, vermoedens, enz. De rechtspraak is al langer duidelijk: de fiscus kan die wedersamenstelling maken en de forfait naast zich neerleggen. In een door ons bekomen arrest van het Hof van Beroep van Gent van vandaag 3 december 2024 wordt evenwel duidelijk gesteld dat de belastingplichtige in dit verband geen fout kan verweten worden. Net zoals de fiscus het recht heeft om de forfait naast zich neer te leggen en te belasten op werkelijke (wedersamengestelde) winst, heeft iedere landbouwer – die geen volledige boekhouding voert – het recht om (in eerste instantie) zijn/haar winst forfaitair aan te geven. Het forfait is bepaald door de FOD Financiën zelf, en bepaalt bv. de forfaitaire winst op basis van het aantal hectare bewerkte landbouwgrond in portefeuille. Je kan als belastingplichtige niet bestraft worden om deze door de overheid zelf voorgeschreven systematiek toe te passen. Dit standpunt hebben wij als kantoor altijd ingenomen. En het Hof van Beroep volgt dit ook in niet mis te verstane bewoordingen. De starre houding van de fiscus om stelselmatig belastingverhogingen van 10% en meer toe te passen in dergelijke casussen lijkt daarmee een stevige knauw te hebben gekregen. Meer info: stijn@lamotestragier.be en tom@lamotestragier.be.
Read more!01/10/2024 - Arne Hanssens, Stijn Lamote
De nieuwe Vlaams minister van Begroting Ben Weyts heeft gisteren in een persconferentie enkele (verwachte) game-changers in successieplanning aangekondigd. De verlenging van de verdachte periode van 3 jaar naar 5 jaar voor niet-geregistreerde schenkingen is een fait accompli die heel snel in wet zal omgezet worden. Handgiften, bankgiften en andere bierroutes, die eventueel in de pipeline zitten, worden best prioritair uitgevoerd/afgehandeld. Zodra deze wet in werking treedt zal dergelijke planning slechts proof zijn voor zover de schenker niet overlijdt binnen de 5 jaar (in plaats van nu 3 jaar). Meer flou kondigt hij ook aan dat een aantal zogenaamde “achterpoortjes” zullen worden dichtgemaakt. Zonder twijfel gaat dit (onder meer) over het gunstregime voor schenking en vererving van familiebedrijven. We verwijzen naar ons eerder artikel terzake. klik hier. Het ijzer lijkt nu wel heel heet te worden. Smeden maar.
Read more!
Ons kantoor is ondertussen gepokt en gemazeld in fiscale betwistingen in landbouwdossiers, meer bepaald rond de acties van de fiscale administratie om belastingplichtigen in de personenbelasting die hun winst forfaitair aangeven alsnog te taxeren op hun werkelijke winsten. De fiscus maakt daartoe een wedersamenstelling van de werkelijke winst aan de hand van bankuittreksels, btw listing, vermoedens, enz.
De rechtspraak is al langer duidelijk: de fiscus kan die wedersamenstelling maken en de forfait naast zich neerleggen.
In een door ons bekomen arrest van het Hof van Beroep van Gent van vandaag 3 december 2024 wordt evenwel duidelijk gesteld dat de belastingplichtige in dit verband geen fout kan verweten worden. Net zoals de fiscus het recht heeft om de forfait naast zich neer te leggen en te belasten op werkelijke
(wedersamengestelde) winst, heeft iedere landbouwer – die geen volledige boekhouding voert – het recht om (in eerste instantie) zijn/haar winst forfaitair aan te geven. Het forfait is bepaald door de FOD Financiën zelf, en bepaalt bv. de forfaitaire winst op basis van het aantal hectare bewerkte landbouwgrond in portefeuille.
Je kan als belastingplichtige niet bestraft worden om deze door de overheid zelf voorgeschreven systematiek toe te passen.
Dit standpunt hebben wij als kantoor altijd ingenomen. En het Hof van Beroep volgt dit ook in niet mis te verstane bewoordingen.
De starre houding van de fiscus om stelselmatig belastingverhogingen van 10% en meer toe te passen in dergelijke casussen lijkt daarmee een stevige knauw te hebben gekregen.
Meer info: stijn@lamotestragier.be en tom@lamotestragier.be.